Herinneringen
4 - Van Pélla naar Díon

In Pélla zagen we op toelichtende teksten bij de mozaïeken in het museum dat Alexander de Grote ook had gebivakkeerd in Díon, een plaats aan de voet van de Olympus, de hoogste berg van Griekenland. We hadden nog nooit van Díon gehoord en ook in de reisgidsen stond alleen maar dat Alexander had gebivakkeerd in Díon voordat hij zijn grote veroveringstocht ging maken. Eigenlijk kwamen we dus toevallig op het spoor van de opgravingen in Díon.

Op weg van Pélla naar Díon moesten we weer over de vermaledijde Baileybrug over de Aleyákmon. Gelukkig lukte het ons ook ditmaal om zonder lekke banden de overkant te halen. Verderop leidde een brede asfaltweg met prachtige oude eucalyptusbomen naar het zuiden, waar ergens Dion moest liggen. We kwamen langs Kateríni, waar we ons tentje op het spoorwegemplacement neerzetten en reden de volgende dag richting de Olympus. Díon stond op geen enkele kaart vermeld en ook langs de weg stonden er geen borden.

Zo kwamen we in Lithógoron terecht. We gingen daar wat eten en drinken en maakten toen een in mijn ogen zeer ongewoon tafereel mee. Er kwam een marcherend legeronderdeel langs. Niet bijzonder. Wél bijzonder was dat veel militairen pinkie aan pinkie voortstampten! Een bizar, hilarisch, mannelijk machtsvertoon!

Na onze pauze daar vroegen we de mensen in de taverna de weg naar Díon en zij zeiden dat we dan tig kilometer terug moesten rijden richting Thessaloníki en dat we dan bij een groot moeras zouden komen en dat daar 'ergens' Díon moest liggen. We kwamen inderdaad bij een groot moeras aan.






Guido bezig met waterslangetjes.                         

Guido, onze zoon, had veel op met salamandertjes, kikkerbilletjes – 'koppiedonders' noemde hij ze –, kikkers en alles wat bewoog in het moeras. Wij trokken met hem mee het moeras in en stonden ineens voor een marmeren standbeeld.


Een surrealistisch beeld. En toen ontdekten we al voortsoppend overal beelden, delen van beelden, hoofden vooral. Alles verdronken en kermend van ellende vanwege de hoge grondwaterstand.



                         Voluut van een Ionische zuil.


Een Ionische zuil.                                        



       Kultbeeld in het Demeter heiligdom: de kop van Demeter.






Beeld van Ioulia Phrougiane Alexandra in de Isis Tyche-tempel.



Kultbeeld van de Isis Tyche.






Dit marmeren afgietsel van het beeld van Aphrodite Hypolympidia staat in een nis in de aan haar gewijde tempel.



Plateaus met voetafdrukken bij de ingang van de Tempel van Isis Lochea.




Minicyclaampjes midden tussen de opgravingen. Deze plantjes komen vrijwel nergens in Griekenland voor.

Jaren later werd ons duidelijk waarom men nooit de moeite had genomen om iets te gaan doen met deze curieuze site / situatie.

Ten eerste lag alles in een groot moerasgebied en waren de schatten daar dus relatief veilig voor plunderaars. Ten tweede was een archeologisch project van een dergelijke omvang bepaald geen eenvoudige zaak. Het moeras moest worden drooggelegd en daar is veel kennis en geld voor nodig. Kennis over inpolderen had men nauwelijks en geld was er al helemaal niet. Ten derde was Griekenland op het tijdstip dat wij er waren bezig zich te ontwikkelen als vakantie- en toeristenland. Men was druk doende de highlights van de Griekse archeologie te verbinden aan zon, zee en strand. Overal werden de reeds blootgelegde vindplaatsen 'toeristenklaar' gemaakt. Het was daarom ook logisch dat er bij plaatsen waar weinig toeristen kwamen weinig tot niets werd ontwikkeld. In ieder geval kregen de reeds bekende 'Antieke Zaken' steeds voorrang boven andere (Macedonische) projecten.

Er was in de jaren 1860-1865 – toen het gebied nog Turks was – wel enig onderzoek gedaan naar het oude Díon, maar verder dan enkele publicaties over de streek kwam men niet. Echte opgravingen begonnen pas in 1928, maar die werden in 1931 weer stopgezet. Pas in 1973 begon de derde fase van de opgravingen en in 1983 werd door de inspanningen van de toenmalige president Karamanlis een museum voor de gevonden beelden, mozaïeken, keramiek, enz. geopend. Karamanlis kwam zelf uit Métsovon in het Píndos-gebergte en wilde het Noorden en Westen van het land veel toegankelijker maken, waardoor het zich beter zou kunnen ontwikkelen.

Een tiental jaren na onze eerste ontdekking van Díon kwamen we weer bij de site en keken daar onze ogen uit. Het hele moerasgebied was uitgegroeid tot een fenomenaal archeologisch park. Het was nog niet overal helemaal ontwaterd, maar dat gaf wel iets bijzonders aan het geheel. Ook het museum met een schitterende collectie past fantastisch bij de opgraving. Het was echt een must voor de Griekenlandgangers geworden.



De hoofdstraat, waar alle belangrijke gebouwen aan lagen.



Langs de hoofdstraat blijkt duidelijk dat Díon een legerkamp was. Een muur langs de weg is versierd met reliëfs van kurassen.







Romeinse Thermen vlak na de drooglegging van het moeras.       



     Deel van het mozaïek uit de eetzaal van de Villa van Dionysos.






En ook hier geldt naar mijn idee dat het belangrijk maken van deze stad wel degelijk iets te maken heeft met de vorming van de Republiek Macedonië. Díon was namelijk het uitgangspunt van de veroveringstochten van Philippus II en Alexander de Grote. Zij brachten hun veroverde schatten allemaal naar Díon en zij offerden daar ook aan Zeus voor de goede afloop voor ze op 'reis' gingen.

Vóór Alexander zijn grote tocht ging maken, hield hij daar een geweldig afscheidsfeest voor 'sponsors' en 'genodigden' waarbij kosten noch moeite gespaard werden en om de stad te versieren gaf hij de beroemdste beeldhouwers en architecten opdracht om de stad zo indrukwekkend mogelijk te maken door overal fraaie tempels en overheidsgebouwen, marmeren beelden en fonteinen te plaatsen.


<-- Herinneringen 3 Herinneringen 5 -->


© Ben de Graaf Bierbrauwer

Reacties naar benilse@quicknet.nl
https://bgbpix.nl