Het was in september en bepaald geen mooi weer toen we in Frankrijk door
de Allier reden. Ik was er nog nooit geweest en viel door het werkelijk
schitterende landschap van de ene verbazing in de andere. De kloof van
de rivier is wel bekend, maar erg veel toeristen komen er niet, ook niet
in de zomer wanneer er wel wat mensen komen om op de Allier met de kano
te varen. Steden zijn er niet, alleen maar dorpen, dorpjes en buurtjes.
Vertier is er ook niet, niks pretparken, wildparken, vogelparken. Eigenlijk
is er alleen het prachtige landschap, maar goedbeschouwd kun je daar toch
weinig mee. Vroeger was dat anders, want toen leefde de streek van de
wijnbouw onder toezicht van het Bisdom Cluny. En Cluny heeft er ook voor
gezorgd dat zelfs in de kleinste dorpjes de godsdienst kon worden beleden.
Overal in de Allier en zeker langs de rivier zijn kerkjes gesticht. Die
zijn oud, soms erg oud, uit de Middeleeuwen en daarom alleen al het bekijken
waard.
Als je in de Allier bent moet je er werkelijk zelf naar zoeken, want ze
staan nauwelijks in de gidsen vermeld. En als ze al ergens vermeld staan
kom je zeker niets over de inhoud van de kerk te weten, maar alleen over
het bestaan ervan. Het zijn vergeten kerkjes in vergeten dorpjes in een
bijna vergeten landstreek.
In een wijde bocht van de rivier de Allier ligt prominent op een hoge
oude afgebrokkelde muur een groot klooster in een troosteloze staat: Monastère
Lavoûte.

Het leidt de aandacht erg af van de aan de andere kant van de rivier
liggende verzameling huisjes met daarachter een kerkje. Een dorp kun je
het echt niet noemen, het heeft nauwelijks honderd inwoners. Toen wij
er waren stonden er twee auto's en een tractor in de straatjes. Mensen
hebben we niet gezien, wel een flink aantal lieve, maar schuwe katten.
Het kerkje valt pas op als je het torentje in het oog krijgt. Een kerktorentje
zoals ik nog nooit gezien heb.

Alle gidsen en gidsjes heb ik erop nageslagen, maar over het dorpje en
het kerkje is niets te vinden. Ook later thuis kom ik na veel zoeken op
Google en Wikipedia nauwelijks verder. Uiteindelijk kom ik door een toeval
wel de naam van het plaatsje te weten: Cirgues.
De ingang van het kerkje is moeilijk te vinden omdat de kerk tussen de
huizen in is gebouwd. Het blijkt Saint-Cirgues te heten. Hoe het aan zijn
naam kwam, komen we binnen te weten: er hangt ergens een voddig papiertje
met punaises aan de muur geprikt met daarop de naam van het kerkje en
een zeer beknopte geschiedenis.
Het kerkje wordt in kerkelijke geschriften al in het jaar 1025 genoemd.
Odilon de Mercoeur, die later heilig werd verklaard, werd volgens die
geschriften in 962 in Cirgues geboren en in 994 de vijfde Abt van Cluny.
Hij stichtte aan de overzijde van de Allier het klooster Lavoûte Chilhac.
Het is overigens niet duidelijk of het dorpje toen al Cirgues heette of
dat het na de stichting van de kerk daar zo is genoemd. Cyr of Cirgues
was een kind van christelijke ouders en werd op driejarige leeftijd samen
met zijn moeder Julitte om godsdienstige redenen in Klein-Azië vermoord
en later heilig verklaard. Er zijn trouwens veel meer plaatsen in Frankrijk
naar deze martelaar genoemd.
De merkwaardige klokkentoren is duidelijk gotisch en opgebouwd uit gehouwen
donkere tufsteen met brede voegen en stamt waarschijnlijk uit de veertiende
eeuw. Het merkwaardige zit niet alleen in de kleur, maar vooral in de
langzaam toelopende achthoekige spitsvorm. Dat de toren wat bouwmateriaal
betreft niet erg lijkt op de rest van de kerk is niet verwonderlijk, omdat
er aan de kerk eeuwenlang verbouwd is en men daarbij nogal wat verschillende
steensoorten heeft gebruikt.
Bij de verbouwingen zijn de vensters in het voorste gedeelte van het kerkje
verloren gegaan en het is er aardedonker, maar daardoor wordt juist de
aandacht gevestigd op het lichte deel achterin met het gebrandschilderde
raam in de muur achter het altaar. Daar bevindt zich niet zoals gebruikelijk
een halfronde nis, de apsis, maar gewoon een rechte muur.

De kruisribben van het erg lage plafond zijn duidelijk uit de stijlperiode
van de gotiek.
Bij het restaureren van het kerkje in 1961 kwam men tot de ontdekking
dat achter de pleisterlagen op het plafond en op de muren een groot aantal
fresco's uit de veertiende en vijftiende eeuw verrassend goed bewaard
waren gebleven. De versieringen - bladeren, bloemen en decoratieve banden
- stammen uit de veertiende eeuw. De overige schilderingen in de gewelven
en op de muur zijn in de vijftiende eeuw aangebracht.
Je moet wel zeer goed thuis zijn in de bijbel en de plaatselijke kerkelijke
geschiedenis en ook nog een rijke fantasie hebben om alle figuren met
hun symbolen te kunnen duiden. Die fantasie is zeker nodig bij die delen
van de schilderingen op de muren waarvan slechts resten zijn overgebleven.
Ter plekke kon ik bijvoorbeeld de driejarige Cirgues - mede door het duister
in het kerkje - niet ontwaren.

Pas thuis op de computer kon ik de afbeelding vinden: vastgebonden aan
een paal werd hij gemarteld onder de ogen van zijn eveneens vastgebonden
moeder Julitte. (Op de foto links van de gebeeldhouwde kop.)
Op de zuidelijke muur vinden we Sint Jacob met de pelgrimsstaf van de
Compostela-gangers met aan zijn rechterkant een andere heilige (Wie weet
wie het is mag het zeggen!) met de bijbel tegen de borst geklemd.

Overal in de kerk zijn aan de bovenzijde van de dragende zuiltjes gebeeldhouwde
koppen van mannen en vrouwen te vinden, zwaar verweerd door de tijd. Hier
en daar kan men er nog verfresten op ontwaren.



De schilderingen in het hoofdgewelf zijn aanzienlijk beter bewaard gebleven
dan die op de muren, al kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat er
zo hier en daar wel erg rigoureus is gerestaureerd.
In het 'hoofdgewelf' vinden we een strenge, zittende Christusfiguur met
links van hem de zon en rechts de maan. Hij heeft de aarde in zijn handen.
Christus wordt omringd door de vier apostelen. Van links naar rechts:
Johannes = de adelaar, Lucas = de stier, Marcus = de leeuw, Mattheüs =
de gevleugelde man.

In dat grote gewelf, dat nogal merkwaardig in vlakken is verdeeld, zien
we verder een aantal engelen.




Alle engelen hebben te maken met het lijden van Christus. Ze hebben allen
attributen in handen om te martelen: een zweep, de doornenkroon, de stok
met een spons met azijn, de vaas met azijn om te drinken te geven, de
beurs met dertig zilverlingen waarvoor Judas Christus verried, een speer
om in de zij van Christus te steken om te zien of hij dood is.
Wat opvalt aan de schilderingen is dat het eigenlijk meer tekeningen zijn
dan schilderingen. Het zijn zwart omlijnde figuren, waarbij verder het
kleurgebruik beperkt is tot rood, bruin, oranje en geel.
Ook in de nissen van de ramen zijn enkele fresco's goed bewaard gebleven.

In de kerkruimte bevindt zich aan de linkerzijde een opvallend retabel
van hout met goud beschilderd.

De figuren boven stellen de twaalf apostelen voor. In het midden onderaan
zit Christus op een troon. Hij wordt links en rechts geflankeerd door
de vier evangelisten. Naast de gedraaide zuiltjes die met wijnranken zijn
versierd, vinden we twee grotere beelden. Links, op de foto nog net zichtbaar,
Sint Vincent, de beschermheilige van de wijnbouwers en rechts de heilige
Julitte met, buiten beeld, het kind Cirgues in haar armen.
Naschrift
Ik heb niet de bedoeling met deze special om Saint Cirgues aan de vergetelheid
te ontrukken. Ik heb deze eigenlijk alleen maar gemaakt als een soort
fotoboek, om voor mijzelf de herinneringen vast te leggen. Een papieren
fotoboek maak ik namelijk al jaren niet meer. Bij mijn herinneringen zal
dan ook naar boven komen dat ik als ik een volgende keer in een duister
kerkje fotografeer een statief moet gebruiken. Ik had dat dit jaar niet
meegenomen. En ook dat een goede zaklantaarn zeker niet onhandig is.
© Ben de Graaf Bierbrauwer
Reacties naar benilse@quicknet.nl
https://bgbpix.nl
|