Hoort het hoofdstuk Ptolemaïs eigenlijk wel in mijn Pax Romana?
Toen ik enkele jaren geleden op de opgraving van Ptolemaïs rondliep, verkeerde
ik in de veronderstelling dat de stad, ondanks die Griekse naam, door
de Romeinen tot bloei was gekomen. En ook de reisgidsen en de plaatselijke
gidsen versterkten dat idee, omdat men het alleen maar had over de Romeinse
overblijfselen.
De geschiedenis van Ptolemaïs is uitermate complex, zelfs nog complexer
dan die van Cyrenaica, het gebied waarin de stad ligt, en ik durf er alleen
maar een uiterst summiere beschrijving van te geven.
Vast staat dat de stad in de zesde eeuw voor Christus is ontstaan als
haven van de in de bergen gelegen stad Barke. Alexander de Grote heeft
in 332 voor Christus heel Cyrenaica zonder slag of stoot ingenomen en
na zijn dood nagelaten aan de Ptolemeërs. Vast staat ook dat Ptolemaeus
III in de derde eeuw voor Christus de havenstad zijn naam heeft gegeven.
Toen de laatste Ptolemeër in 96 voor Christus stierf kwam het gebied testamentair
aan Rome toe en dat maakte van Cyrenaica in 74 voor Christus een Romeinse
provincie.
Door allerlei omstandigheden, vooral piraterij en roverij, maar ook door
de hevige, zich voortslepende Jodenopstanden, heeft de stad geen langdurige
periode van echt grote bloei gekend. De Romeinen moeten beslist veel meer
zorgen dan plezier hebben beleefd aan de stad. Uiteindelijk versnelden
de grote aardbevingen van 262 en 365 na Christus, waarbij duizenden, misschien
wel tienduizenden slachtoffers vielen, de ondergang van de stad.
In 395 na Christus splitste het Romeinse Rijk zich in tweeën en kwam Cyrenaica
(= Pentapolis = vijf steden) bij het Byzantijnse Oost-Romeinse Rijk. De
Byzantijns christelijke stad viel in het jaar 645 in handen van de Arabieren
en werd daardoor islamitisch.
Toen de Romeinen kwamen, moesten ze eerst voor een goede watervoorziening
voor de stad zorgen. Ze legden een groot aquaduct aan naar de bergen,
waar meer regen viel dan in de kuststrook. Helaas is van die waterleiding
zeer weinig overgebleven.
Tot die tijd vingen de bewoners van de stad regenwater op in grote cisternes.
Tot voor kort nam men aan dat die door de Romeinen waren aangelegd, maar
de beroemde grote cisterne was al in de vierde eeuw voor Christus gebouwd.
De drie kleinere waarvan men ook aannam dat die echt Romeins waren, stammen
waarschijnlijk uit de tijd van het Byzantijnse Oost-Romeinse Rijk.
Bijna centraal op de opgraving staat een door Italiaanse archeologen fraai
gerestaureerde enorme villa: De Villa met de Pilaren (Palazzo delle Colonne).
Ook hiervan nam men aan dat die door de Romeinen was gebouwd, maar na
langdurig vergelijkend onderzoek bleek dat die uit de tijd vóór de Romeinen,
de Hellenistische periode, stamde. Ondanks dat is de villa wel van groot
historisch belang, omdat het de enige villa in de wereld is in de Stijl
van Alexandrië die de tand des tijds enigszins heeft doorstaan.
Is er dan helemaal niets Romeins te vinden in Ptolemaïs? Zeker wel. In
de vlakte staat namelijk nóg een villa, een Romeinse, waarvan men lange
tijd vanwege het grondplan aannam dat het een kerk was. Hier werden de
beroemde Mozaïeken van de Jaargetijden gevonden, die nu in het op het
opgravingsterrein liggende museum tentoongesteld zijn.
De westelijke stadspoort is zeker Romeins en verder is er ook nog een
supermooi klein Odeon. Ikzelf twijfel eraan of de oorsprong Romeins is,
het lijkt mij eerder Grieks! Verder zijn er in het centrum van de opgraving
nog wel veel, zij het schamele Romeinse resten te vinden.
Helaas is er in Ptolemaïs in de loop der tijden zoveel vernield, veranderd
en weer opgebouwd dat er ook voor deskundigen grote raadsels blijven bestaan.
Men is echter nog steeds bezig met opgravingen en in de toekomst zullen
we daarover zeker meer horen.

Het voorportaal van de oude stad: een uitgestrekte steentjesvlakte
met hier en daar wat begroeiing. Om de opgraving mogelijk te maken hebben
de Italiaanse archeologen de op dit terrein staande bebouwing gesloopt.

De Triomfboog, die uit een grote boog met aan weerszijden
twee kleinere bogen bestond, is in 313 na Christus opgericht door keizer
Constantijn. De eenzame gedraaide ronde zuil - er stonden er oorspronkelijk
zestien - diende slechts tot versiering op de hoek van de veel grotere
vierkante zuilen en had dus geen enkele dragende functie.

De Decumanus Maximus, de Monumentenstraat. Deze straat
loopt van west naar oost en aan beide zijden zijn veel overblijfselen
uit verschillende periodes gevonden. De straat werd door de Italiaanse
opgravers zo genoemd omdat hier de meeste beelden zijn gevonden. Ook waren
hier de belangrijkste gebouwen uit de stad te vinden. Men moet nu wel
erg veel fantasie hebben om uit de schamele resten de gebouwen afzonderlijk
te kunnen reconstrueren. De straat heeft het oorspronkelijke plaveisel
over bijna de gehele lengte, echter niet overal over de volle breedte.

De Triomfboog van Keizer Constantijn gezien vanuit de stad. |
 |
 |
Een goed zicht op hoe de opgraving er op dit moment bij ligt! Een onontwarbaar rommeltje!

Een groot brok marmer met goed leesbare Griekse inscriptie. Waarschijnlijk betreft het hier een architraaf van een overheidsgebouw met daarop de vermelding dat de bewoner uit Dydime kwam.

Een zeer primitief uitgehakt voluut. Voluten vindt men meestal op het bovenste gedeelte van een zuil, het kapiteel.

De muur van het Badhuis.

De resten van een fontein (links) met daarachter de muur van het Badhuis.

De westelijke poort, de Tocrapoort, en de stadsmuur. Tocra is een stad aan de kust op ongeveer 70 kilometer ten westen van Ptolemaïs. |
In het veld ligt van noord naar zuid een merkwaardige, honderden meters lange lijn van grote ingegraven trommels van zuilen met cannelures. Het is onbekend wie ze op deze wijze heeft neergelegd. |
De drie kleine cisternes zijn onderling met elkaar verbonden. Men neemt aan
dat ze uit de Byzantijnse tijd stammen. Eén is voor het grootste deel
ingestort en staat haaks op de andere twee, die naast elkaar staan. Opvallend
zijn de bogen, niet helemaal rond, maar een beetje spits, waarmee de cisternes
zijn afgedekt. De gaten in het dak dienden voor het opscheppen van het
water met emmers. |
 |
 |
 |
 |

De grote cisterne bevindt zich onder de Agora. Van de marktplaats zelf
is alleen maar de ondergrond van de oorspronkelijke bestrating overgebleven.
De bestrating zelf bestond uit kleine, rechthoekige, marmeren steentjes,
die op die ondergrond waren gemetseld. De cisterne meet ongeveer 65 bij
70 meter en is op twee plaatsen via trappen te bereiken. In de cisterne
komt het daglicht naar binnen door gaten in het plafond waardoor in oude
tijden het regenwater naar binnen werd geleid. Op de wanden van de ongeveer
drie meter hoge muren van de cisterne kan men op sommige plaatsen de groene
aanslag van algen zien. Die aanslag is slechts te vinden tot ongeveer
een meter boven de bodem. Gezien de inhoud van de cisterne en het aantal
inwoners van de stad zou dat kunnen wijzen op een wezenlijk tekort aan
water. |

Waarschijnlijk was in de Hellenistische tijd, dus voordat de
Romeinen zich vestigden in Ptolemaïs, een gouverneur uit Alexandrië gezeteld
in de Villa met de Pilaren (Palazzo delle Colonne). |
Vóór de zuilen bevonden zich acht kleine winkelruimtes
met daaronder kelders. Direct achter de winkels lag een woongedeelte,
waarschijnlijk voor het personeel van de gouverneur. De zuilen stonden rond een zeer grote rechthoekige zaal. |
Van de geometrische vloermozaïeken bij de Villa zijn alleen
maar een paar sporen overgebleven. Het merendeel van de mozaïeken is nu
in het museum te zien. |
Het waterbekken (bad?) van de Villa. |
Aan de achterzijde van de Villa bestond met als centrum
het waterbekken nog een groot woongedeelte, dat waarschijnlijk gebruikt
werd door de gouverneur zelf. Dat deel van de villa had minimaal twee
woonlagen. Vóór het waterbekken bevond zich de eetzaal.

Een Korinthisch kapiteel bij de Villa. Op de achtergrond de twee zuilen van de Basilica.

De overblijfselen van een cisterne, die later is verbouwd tot absis van een Byzantijnse kerk. |
De Basilica. Elke rechtopstaande zuil valt enorm op op de vlakte. |

Het Odeon, vergaderplaats en gehoorzaal. Bij de restauratie zijn alleen de oorspronkelijke stenen gebruikt. |
 |
 |

De grote Romeinse Villa van de Vier Jaargetijden. Het vloermozaïek dat zich daarin bevond is overgebracht naar het museum.
Het museum(pje) is meer een bergplaats voor op de opgraving gevonden voorwerpen
dan een tentoonstellingsgebouw. Bij geen van de 'tentoongestelde' zaken
staat de vindplaats vermeld en dateringen zijn ook nergens te vinden.
Fotograferen in het museum was streng verboden. Ik moest foto's maken
wanneer de 'suppoost' een andere kant opkeek. Flitsen was onmogelijk.
Maar zelfs als ik gewoon had kunnen fotograferen, dan waren mijn foto's
niet veel beter geworden. Het licht in de zaaltjes kwam binnen door een
paar kleine ramen in het dak. Verder bestond de verlichting uit een stel
flakkerende tl-buizen en een paar peertjes van 50 watt.
Bij de marmeren beelden en reliëfs is de kleur natuurlijk niet zo erg
belangrijk, maar bij de mozaïeken speelt die natuurlijk een veel grotere
rol. Helaas lijken de kleuren op mijn foto's in de verste verte niet op
de echte kleuren: de foto's geven dus eigenlijk alleen maar een indruk
van de voorstelling van het mozaïek. |
 |
 |
Vloermozaïek met de afbeelding van de Griekse mythologische figuur Medusa in het centrum. Medusa had slangen als haar en iedereen die haar in de ogen keek versteende op slag. |
 |
 |
 |
 |
De mensfiguren zijn details uit een groot vloermozaïek
waarin aan de rand een aantal dierfiguren verwerkt is. Waarschijnlijk
stellen de mensfiguren in de medaillons de vier jaargetijden voor. Het
mozaïek is afkomstig uit de grote Romeinse Villa van de Vier Jaargetijden.

Door gebruik te maken van zeer kleine mozaïeksteentjes schiep
de kunstenaar de mogelijkheid om veel kleurschakeringen aan te brengen,
waardoor een zeer natuurgetrouwe, levendige weergave van de dieren ontstond.

Dit mozaïek, de leeuw met de ezel, komt van een ander vloermozaïek uit de Villa van de Vier Jaargetijden.

Een vis (een dorade?).

Een haan die een worm eet.

Dode vissen.

Het Orpheusmozaïek uit de vijfde eeuw. Orpheus in het
midden heeft een phrygische muts op en betovert met zijn lier de hem omringende
wilde dieren. (Toen wij in de zestiger jaren op Kreta rondzwierven kwamen we op verschillende
plaatsen nog van deze merkwaardige hoofddeksels tegen!) |
 |
 |
Marmeren reliëf, waarschijnlijk afkomstig van de fontein
in de Monumentenstraat. De afbeeldingen op die fontein stellen zes Menaden
voor. Menaden waren enigszins kwaadaardige nimfen die Dionysos, de Griekse
god van de wijn, de dans en het plezier, vergezelden en vereerden. De
fontein in Ptolemaïs is een Romeinse kopie van een werk van de beroemde
Griekse beeldhouwer Kallimachos die rond 405 voor Christus een soortgelijk
wijgeschenk maakte voor de Griekse toneelschrijver Euripides naar aanleiding
van diens toneelstuk De Menaden. |
Marmeren reliëf aan de zijkant van een sarcofaag.

Reliëf op een grafsteen van een gladiator. |
Kapiteel met mensenhoofden. |
|