 |
De eerste keer dat we door Albanië
trokken verbaasden we ons vooral over de dingen die in West-Europa
nauwelijks meer te zien zijn. De infrastructuur was in alle opzichten
erbarmelijk en ook de huisvesting voor de mensen was in onze ogen
onbestaanbaar. Geen wonder dat ik drie jaar geleden vooral daarover
heb geschreven. De steden, de dorpen en de mensen zagen er uit als
in Griekenland in de jaren zestig, zeventig. Ook de wegen en de vervoermiddelen
leken uit de Middeleeuwen.
Maar ... groot pluspunt: de natuur was ongerept, uiterst gevarieerd
en uitzonderlijk mooi; vooral de natuur in de Albanese Alpen maakte
dat wij in vervoering raakten van het land en besloten er nog eens
naar toe te gaan. Maar niet alleen vanwege de natuur, ook vanwege
de mensen. De mensen waren zo vriendelijk, zo open, zo behulpzaam.
Alle vooroordelen die we over Albanezen hadden, werden tijdens die
eerste reis gelogenstraft.
In vergelijking met de eerste reis viel het bij de tweede reis echt
op dat er in het land veel werd aangepakt: er waren nieuwe asfaltwegen
en er werd een nieuw elektriciteitsnetwerk aangelegd. Vooral in de
kuststreken werd ruim gebruik gemaakt van de slopershamer en vele
krotwoningen en krotflats die ten tijde van Hoxha waren gebouwd en
langzaam instortten werden met de grond gelijk gemaakt. Daarvoor in
de plaats kwamen er hoge, modern ogende huizenblokken.
Helaas, naar mijn mening, niet met het idee om de bevolking aan betere
woonomstandigheden te helpen, maar eerder om het vele zwarte geld
dat in Albanië in handen is van een paar procent van de Albanese bevolking
te kunnen witwassen. Trouwens niet alleen de Albanese piramidespel-rijken
wassen wit. Ook de zeer grote Albanese drugsmaffia, de Russen, Bulgaren
en Serviërs brengen hun zwarte geld naar de Albanese kust om daar
"met het oog op de toekomst het toerisme te bevorderen" en daarvoor
gigantische hotelcomplexen neer te zetten.
Zeker, er wordt ook voor de gewone Albanezen gebouwd, maar die kunnen
met hun zeer bescheiden inkomen (350 tot 500 euro per maand!) een
appartement(je) gewoonweg niet betalen. Nieuwbouw is er daardoor dus
feitelijk alleen voor de toeristen en de corrupte stadsbestuurders
zien maar al te graag dat hun steden worden uitgebreid voor het toerisme.
Krankzinnige voorbeelden zijn uitdijende 'woon'-oorden als Sarandë,
Vlorë en Durrës. Honderden, nee duizenden volkomen leegstaande hoogbouwhotels
staan daar te koop en/of te huur!
In het binnenland, waar alleen maar boeren wonen, was maar weinig
veranderd. Het viel wel op dat er steeds meer van landbouwmachines
gebruik werd gemaakt, maar ook dat de boeren nog altijd 'kleine' boeren
waren, ook in landbouwgebieden waar intensieve landbouw best mogelijk
zou zijn.
Op onze derde reis, dit jaar, hoorden we hoe dat kwam. Ten tijde van
het Hoxhabewind mocht geen boer iets voor zichzelf verbouwen: alles,
werkelijk álles moest naar de staat. De boer werd door de staat in
zijn levensonderhoud voorzien. Na de dood van deze eigenzinnige, later
schizofrene dictator konden de boeren de opbrengst van hun land zelf
gaan verkopen, waardoor hun levensstandaard enigszins toenam. Helaas
konden ze hun waren alleen maar verkopen in de oogsttijd en in de
nabije omgeving, want er waren geen koelhuizen om hun waren op te
slaan (geen elektra!) en ook geen wegen om hun waren snel op de markt
te brengen.
Langzaamaan begint daar nu ook verandering in te komen, want het wegennet
wordt behoorlijk verbeterd en ook is er meer water en (hydro)elektriciteit
voor iedereen gekomen. Vanzelfsprekend profiteren ook de boeren daarvan,
waardoor in de nabije toekomst hun levensomstandigheden zeker zullen
verbeteren.
We hoorden dit allemaal van de chauffeur / schipper / guesthouse-eigenaar
Dennis tijdens een trip op het Komanimeer. Het Komanimeer is een enorm
stuwmeer en dat is volgens onze schipper Dennis het enige goede wat
Hoxha ooit heeft bedacht. Niet omdat Dennis nu zijn brood kan verdienen
met tripjes vanuit de camping Shkodra Lake naar het stuwmeer, maar
omdat dat meer ervoor heeft gezorgd dat er meer water en elektriciteit
voor het land beschikbaar kwam. Voordat de dam in de Komanirivier er
was, stroomde het water 'ongebruikt' de zee in. |
Onze tocht naar het Komanimeer |
Vanaf de camping met de auto naar de
afvaart is zeker al een dagtrip waard. De chauffeur Dennis rijdt heel
kalm, zodat we onderweg al van de overgang van het vlakke kustlandschap
naar het fantastisch mooie Alpenlandschap kunnen genieten. |
Op het platteland rijdt de boer nog
met paard en wagen, óók om gewoon boodschappen te doen. Maar ... nu
wél over geasfalteerde straten en hun huizen zijn nu, zelfs op de
meest ontoegankelijke plekken, allemaal voorzien van aansluitingen
op het nieuwe elektriciteitsnet. |

Verdeelstation voor elektra |
Na het grote Komanimeer zijn er in
het dal van de Komanirivier nog een aantal stuwmeren gemaakt, die
ook geëxploiteerd (gaan) worden als waterreservoir en voor het opwekken
van hydro-elektriciteit. |

De eerste berg laten we rechts liggen |

Veel zilverreigers en één blauwe reiger |

Een wolspinnend herderinnetje |

De oude, nu verlaten streekschool |

|

Veel bouwbedrijvigheid bij de dam in het Komanimeer |
De dam van de Komanirivier wordt op dit ogenblik
versterkt en men bouwt daar een nieuwe grotere elektriciteitscentrale.
Om bij het meer te komen moeten we door een tunnel, eigenlijk meer
een grot. Geen verlichting, hier en daar erg smal en erg, erg bochtig.
Direct na de tunnel is er een mini-parkeerplaatsje met de aanlegplaatsen
voor de boten. Met erg veel stuurkunst kan de chauffeur daar een plekje
vinden. |
|