Herinneringen
5 - Van Kateríni naar Amphípolis


Als je van Dion naar Oost-Macedonië en Thracië wilde dan moest je hoe dan ook weer over die vreselijke, gammele bruggen over de Aleiakmóna en de Axíos en door Thessaloníki, dat we eigenlijk nooit goed hadden kunnen bekijken omdat we er werkelijk nergens veilig konden parkeren. We zijn ooit een keer door de binnenstad gereden langs de Triomfboog van de Romeinse keizer Galerius en een andere keer langs de Witte Toren aan de zee, maar daar konden we zelfs niet even stoppen om een foto te maken.

We reden daarom als we naar het oosten wilden met een wijde boog om de stad heen. Dat viel trouwens helemaal niet mee, omdat er geen grote weg was. We gingen min of meer op goed geluk naar het noorden en sloegen zomaar ergens rechtsaf als we een wegwijzer zagen met bekende namen van steden in het oosten van Noord-Griekenland: Kaválla, Alexandrópoli. De eerste honderd kilometer vanaf Thessaloníki deden gewoon Grieks aan, zeker de kilometers door Chalkídiki met de drie ver in zee uitstekende schiereilanden: Kassándra, Sidónia en Athos.

Kassándra was zelfs bij onze eerste kennismaking lang geleden al zeer toeristisch. Het schiereiland had alles te bieden voor mensen die van zon, zee en strand houden. Cultureel viel er echter erg weinig te beleven.

Sidónia was best leuk om even te 'ronden' met de vele baaien en baaitjes en de prachtige uitzichten over zee. Een van de keren dat we er door reden kwamen we een opgraving tegen die nergens in de boekjes stond: Olynthos. De klassieke stad is op twee platte heuvels gebouwd en behoorlijk uitgestrekt. Veel meer dan wat muren van niet te determineren gebouwen, een mooi kiezelmozaïek en een paar gehavende vloermozaïeken waren er niet te vinden. Er werd nog wel driftig gegraven en gerestaureerd en dat is natuurlijk ook wel interessant om te zien. Toen wij er waren werd juist een zitbad neergezet dat was uitgegraven.





Athos hebben we helemaal nooit bezocht: het is een zelfstandige monniken republiek. Voor vrouwen is het helemaal verboden gebied en ook voor mannen was het moeilijk om de religieuze staat binnen te komen. Je moest namelijk eerst in Athene een nogal duur visum kopen. Er werd strikt de hand gehouden aan die visumplicht. Eénmaal zijn wij naar de grens gereden en zagen daar dat mannen die de monnikenrepubliek in wilden door een grenswacht langdurig gecontroleerd werden.

Na Chalkídiki kwamen we immer in Asproválta terecht omdat daar een camping was. Elke keer als we er waren bleek de situatie rond het dorp veranderd. De eerste keer was het een rustig, vergeten dorpje met een immens grote camping die redelijk bezocht werd en, ook belangrijk, goed onderhouden werd. Het was echt een plek om wat langer te blijven en te genieten van de zee met het prachtige zandstrand. Dat deden we dan ook die eerste keer.

Later veranderde er nogal wat op de Balkan. Na de val van het communisme bloeide het dorp als nooit tevoren. De hotels en 'pensions' schoten als paddenstoelen uit de grond. De Russen kwamen, de Bulgaren kwamen. In één jaar tijd was Asproválta een hit geworden bij de Russen en Bulgaren, die ineens een vrije uitreis uit hun land hadden.

In Asproválta zagen handelaars en handelaartjes haarfijn de mogelijkheden om de toeristen uit te kleden. Het Griekse bont kostte er een schijntje vergeleken bij de prijs die de toeristen uit 'het oostblok' in eigen land voor jassen en mutsen moesten betalen. De Griekse goudprijs was een lachertje voor die toeristen en zo konden ze meteen hun spaargeld min of meer waardevast maken. Asproválta veranderde in een Russische enclave: overal werd met grote reclameborden de handelswaar aangeprezen in het Russisch.

Toen kwam er oorlog in Joegoslavië, dat uiteen viel. Plotseling kwamen er geen Russen meer. We kwamen een paar jaar later weer in het plaatsje: alle bont- en goudhandelaars waren verdwenen, er was nog maar één restaurantje en de camping was gesloten. Wij zijn illegaal de camping opgegaan en er bleek warempel nog elektriciteit en water te zijn. Zelfs de (warme) douches deden het nog. Uitnodigend was de camping bepaald niet: er was helemaal niemand en alles was kennelijk in jaren niet schoongemaakt. En ook op het schitterende strand was niemand en stonden de zonneschermen in lange rijen te vervallen. Verbijsterend!



Verbijsterend!

Vlakbij Asproválta staat 'de Leeuw van Amphípolis', een Hellenistisch beeld van een leeuw (foto linksonder). Geen idee waarom dat daar stond. Het zal wel een of ander gedenkteken voor de een of andere gewonnen slag zijn. De leeuw leek in zeer veel opzichten op 'de Leeuw van Cheronéa' in de buurt van Thívai (Thebe). Die hadden we op eerdere omzwervingen gezien en gefotografeerd (foto rechtsonder).


Wij streken in de buurt van de leeuw neer bij een klein restaurantje om even wat te eten. Het lag aan de rivier de Strimónas, dat de de grens tussen Thracië en Oost-Macedonië vormt. In de rivier werd in de Oudheid erg veel goud gevonden, waar sieraden van gemaakt werden. Zelfs toen wij daar waren probeerden sommigen nog goudkorreltjes te vinden. Voor de grap (?) hebben wij ook nog even gezocht. Wij vonden natuurlijk niks; de rivier bleek leeggevist.


<-- Herinneringen 4 Herinneringen 6 -->


© Ben de Graaf Bierbrauwer

Reacties naar benilse@quicknet.nl
https://bgbpix.nl