Het olijvenstokje en niet zo tastbare herinneringen |
Het begon allemaal met dit kleine stokje
van olijvenhout.
In 1964 waren we voor de tweede keer in Myrtos. We hadden ons tentje
in de rivierbedding opgezet en gingen daarna in de middag naar het
dorp om wat te eten. Toen we daar zaten begon het vreselijk te onweren
en daarbij sloeg de bliksem herhaaldelijk in in de heuvel achter de
rivierbedding waar we ons tentje hadden neergezet.
Ik had wel eens gelezen dat je de plek waar de bliksem was ingeslagen
in zanderige grond kon terugzien omdat het zand daar gesmolten was.
Met die gedachte ging ik de volgende morgen de heuvel op op zoek naar
blikseminslagen. Halverwege de heuvel gleed ik op een nogal steil
gedeelte een metertje of wat naar beneden en schoffelde daarbij met
mijn schoenen wat aarde weg. En daardoor kwam een merkwaardig gevormde
scherf van aardewerk bloot te liggen. |
Een tuit (?) van een kannetje (?) |
Ik peuterde dat scherfje met mijn vingers
uit de aarde en vond daarna moeizaam nog wat gebakken kleistukjes.
Ik had werkelijk geen idee wat dat allemaal was.
Terug bij de tent maakte ik de scherfjes schoon en zag tot mijn verrassing
dat een scherf versierd was met concentrische, gekleurde cirkels.
Vanaf dat moment had ik het idee dat ik iets echt ouds – iets Minoïsch
misschien? – had opgegraven. |
|
De volgende dag ging ik daarom terug
naar de vindplaats om echt te spitten. Helaas had ik helemaal geen
schepje of iets dergelijks. Ik probeerde eerst nog met mijn handen
te graven, maar dat was echt niet te doen. Ik ging toen terug naar
de tent om iets bruikbaars te vinden, waarmee ik zou kunnen spitten.
Om ergens in het dorp bij iemand naar een schep te vragen was geen
optie, want ik had wel het idee dat ik iets ging doen wat niet mocht.
In de rivierbedding vond ik een eindje olijvenhout. Dat was zo hard
als een spijker en daarmee ging ik toen proberen te graven.
De hele dag ben ik toen zwetend in de zon – het was 42 graden (!)
– in de weer geweest. Het resultaat van het graven heb ik laat in
de middag mee naar de tent genomen, verpakt in een drijfnat t-shirtje.
De volgende dag heb ik alles naar het strand gesleept en daar ieder
stukje met zeewater schoongemaakt. Alleen de scherven die ik interessant
vond heb ik mee naar de tent terug genomen, de rest heb ik domweg
op het strand achtergelaten. |
|
|
Foto links: Dit kommetje was vanzelfsprekend
interessant omdat ik het geheel compleet heb gevonden. Het is zo te
zien gedraaid op een schijf.
Foto rechts: Het gaatje in dit voorwerp deed mij vermoeden dat er
een draadje of een touwtje doorheen moest. Geen idee waarvoor dit
ding zou moeten dienen. |
Foto links: De 'opstaande' rand gaf
mij aan dat dit een klein rondbuikig potje was. Het is duidelijk gedraaid
op een schijf. De binnenkant van het potje is versierd met kringen
met engobe.
Foto rechts: Een zeer ondiep schaaltje. Met de ronding aan het kleine
deel van de rand kon ik de grootte van de gehele schaal bepalen. Het
is met een andere kleur slibklei aan de binnenzijde 'versierd'. |
Scherven versierd met typisch Minoïsche
motieven. |
Foto links: Een zeer platte scherf
met vier kleine gaatjes. Geen idee wat het was.
Foto rechts: Een stukje steatiet (zacht soort steen)? Het leek op
een oor van een redelijk grote vaas. |
Foto links: De bodem van een potje
met 'afgedraaide' onderkant. Het staat zo stabieler.
Foto rechts: De 'beker' (boven) met de platte onderkant staat niet
stabiel. Het voorwerp (onder) met de 'omgekrulde' bodem staat stevig,
doordat er in de bodem als het ware een holte is gecreëerd. |
Toen we 's avonds in het dorp aten
zag ik in het late zonlicht dat ik door het graven op de oranjegele
heuvel een enorme lichte vlek met de uitgegraven grond had veroorzaakt.
Vanwege het besef dat ik niet helemaal wettelijk bezig was geweest
besloten we de volgende morgen in allerijl te vertrekken. |
Schenktuiten van kannetjes. |
Bodems van potjes. Ze zijn vlak
en afgedraaid, waardoor een holte ontstaat. Alles is op een pottenbakkersschijf
gedraaid. |
Bodems van potjes en schaaltjes. Ze zijn vlak
en hol en op de schijf gedraaid. |
Aan de ronding van randen kan men de grootte van
het potje aflezen. |
Weer thuis in Nederland heb ik alles
een beetje beter schoongemaakt en mij verder verdiept in de vraag
wat ik nu eigenlijk gevonden had. Het duurde nog jaren voordat het
helemaal tot me doordrong dat ik mij in 1964 ernstig schuldig had
gemaakt aan cultuur-barbarisme.
Toen wij in 1966 weer op Kreta waren, was dat besef er nog steeds
niet. Aan dat bezoek hebben wij wel enkele bijzondere, niet tastbare
herinneringen overgehouden. Wij zijn toen niet naar Myrtos gegaan,
maar een heel andere kant op om daar de mensen en het land verder
te leren kennen en hebben daarbij leuke contacten opgedaan die helaas
later bijna allemaal weer verloren zijn gegaan.
Zo kwamen we in Pótami op weg naar Palaiochora. Het was laat in de
middag toen we neerstreken bij een kafenion, waar een aantal mannen
gezellig in de schaduw zat te kletsen. Wij bestelden de gebruikelijke
lemonada en portokalada en mixten die tot ieders verbazing door elkaar.
Dat hadden ze nog nooit gezien en ze lieten dat duidelijk merken.
Er kwam een oude man met een stok aanlopen en hij wilde de trap naar
het café oplopen. Ik wilde hem daarbij helpen, maar kreeg als dank
een venijnige tik met zijn stok. Hij wilde per se niet geholpen worden.
Ik bood hem daarna een ouzootje aan. Alle mannen in het café begonnen
te lachen. De oude man keek voor zich uit en zei niets. Ik vroeg de
anderen waarom zij lachten, waarop zij antwoordden: "Hij mag niet
drinken van zijn moeder! Hij is 93 jaar oud en zijn moeder is 113!"
Dat alles leek mij onwaarschijnlijk, maar iedereen in het café zei
dat dat echt zo was. In Pótami werd iedereen altijd erg oud. Dat kwam
volgens hun omdat ze er leefden van schapenvlees, olijven, geitenkaas,
tomaten en zelfgebakken droog brood. En als ik niet wilde geloven
dat iedereen zo oud werd, moest ik maar naar het kerkhof gaan. In
Griekenland is het nog steeds de gewoonte om op de grafstenen van
de overledene de leeftijd te zetten waarop hij of zij is doodgegaan.
We zijn inderdaad na het lessen van de dorst naar het kerkhof gegaan
en vielen daar van de ene verbazing in de andere. Niet alleen bleek
op de grafstenen dat de mensen daar gemiddeld ver over de honderd
waren geworden, maar bovendien heetten ze zonder uitzondering Theodorakis! |
|