In Gyantse begint de dag weer in een
druilerige regen. Als we naar het ontbijtrestaurant lopen lijkt het
wel of we in een surrealistische film zijn terechtgekomen. In de schemering
staan verspreid in de lange, brede straat overal mensen te tai-chi-en,
of onbeweeglijk op een taxi of een bus of op wat dan ook te wachten.
Na het ontbijt, het is inmiddels wel lichter geworden, hotsen we in
de bus terug naar Lhasa. Over de toestand van de wegen verbazen we
ons niet meer. En ook raken we een beetje blasé van het landschap:
ach, bergen van 4000 meter zijn eigenlijk niet zo hoog, een bergdal,
een kloof van bijna 10 kilometer is niet echt lang! Het is bijna allemaal
te veel, te overweldigend, gewoon TE! |
Inmiddels gaan we wel steeds hoger door dat vrij
nauwe dal en de sneeuw ligt nu overal om ons heen. Af en toe zien
we een paar boeren met hun yaks op weg naar hun landje. |
Als de yaks maar even de kans krijgen gaan ze op zoek naar gras. |
De (gerst)akkertjes. |
Natuurlijk moeten we een paar keer
stenen en soms zelfs grote rotsblokken van de weg ruimen om verder
te kunnen gaan en vanzelfsprekend komt onze bus vast te zitten in
de weg die compleet in prut is veranderd. Je went dus werkelijk aan
alles! |
Onze vrijwillige 'wegwerkers'. |
Als we weer eens vast komen te zitten
vinden sommigen van ons gezelschap dat heel erg en eng. Ze stappen
direct uit, ze zeggen "Om foto's te maken". Ze denken dat
de bus wel eens helemaal van de weg kan geraken en in het ravijn met
de kolkende ijskoude rivier zou kunnen storten!
Ik moet zeggen dat ik het zelf na de zoveelste keer vastzitten en
wegglijden ook wel een beetje eng begin te vinden. Een keer komen
we zelfs 'definitief' vast te zitten en komt de bus niet op eigen
kracht uit de prut. Gelukkig brengt onze bagagevrachtauto, die
altijd en overal achter ons rijdt, uitkomst. De chauffeur daarvan slaagt
er met veel moeite in om met zijn auto voor onze bus te komen en binnen
een minuut trekt hij ons uit de modder. En dat is allemaal bij de
prijs van de reis inbegrepen! |
Een minuut later staan we weer op de weg. |
Ook bij de prijs inbegrepen is een
bezoek aan een 'fabriek' voor grondstoffen voor wierookstokjes. Zeer
interessant. Ook met foto's erbij valt niet uit te leggen hoe zo'n
fabriek werkt. Een blokje sanadalwood wordt door waterkracht fijngeklopt
en geschuurd. Het water vervolgt zijn weg naar het volgende daaronder
liggende bassinnetje en slaat daar nog een blokje tot poeder, enzovoort,
enzovoort. De tijd doet samen met het water zijn werk! Er komt geen
mens aan te pas, hooguit om het tot poedervermalen blokje op te halen
en een nieuw blokje in de 'machine' te zetten. Uitermate primitief,
maar ook wel zeer effectief! |
De 'fabriek'.
Na de fabriek gaan we naar het hoog(s)tepunt
van de reis. De eerste en hoogste bergpas vandaag, de Karo-la-pas,
is 5045 meter en ligt onder de sneeuw. Uiteraard moeten we bij het
hoogtebord even een foto nemen, want zo hoog kom je bepaald niet elke
dag. Het valt ons op dat, ondanks de grote hoogte, de temperatuur
best meevalt. We nemen daar natuurlijk niet alleen even een foto,
maar we blijven lang om ons heen kijken. Rondom ons zijn alleen maar
bergen die hoger zijn dan 7000 meter. Zevenduizend meter! |
We zijn er dus echt! |
Het fotograferen gaat mij trouwens
steeds moeilijker af. Tot nog toe had ik eigenlijk alleen maar te
maken met het fotograferen vanuit de hobbelende bus, maar nu krijg
ik ook nog te maken met enorme lichtcontrasten. Die zijn zo groot
dat ik vrees dat mijn fimpjes van 400 ASA die niet aankunnen. Ook
de belichtingsmeter van de camera heeft er moeite mee. Enfin, ik zal
thuis wel merken wat er van de foto's is terechtgekomen. |
Twee dorpjes met kloostertjes.
Ontdooiende, ijzige vlakte. |
Steeds meer sneeuw om ons heen.
Na die 5045 meter rijden we over een
langgerekte, besneeuwde hoogvlakte. Voor het eerst zien we hier het
Tibetan wildlife: gieren, haasjes, witte vossen, marmotten. En verder
niets dan sneeuw, sneeuw, sneeuw en bergen, bergen, BERGEN. Af en
toe ontwaren we ook nog enkele loslopende yaks, wroetend in de sneeuw
op zoek naar wat gras. |
Bepakte yaks.
We dalen iets af en komen bij één van
de vier heilige meren in Tibet: het turquoise Yamrok-Tso-meer.
In Nangartse, een zeer arm dorp aan dat meer, gaan we een hapje eten.
Er blijken in dit dorp kennelijk wel toeristen te komen, want bijna
alle winkeltjes en 'eat-shops' hebben naast de Chinese ook
een Engelse naam! Eigenlijk wel grappig, want we zijn op onze tocht
tot nu toe geen enkele toerist tegengekomen!
Wel zien we er een 'yakman', waarschijnlijk speciaal voor langskomende
toeristen, voor ons dus, nogal vreemd gecostumeerd ten tonele verschijnen
om al brommend en snuivend wat originele Tibetaanse liederen ten gehore
te brengen. |
De 'entertainer'. |
Het turquoise Yamrok-Tso-meer.
Extensieve veehouderij. |
Na de 'lunch' rijden we lange tijd
langs het prachtige, langgerekte meer. Op de vlakke oevers lopen schapen
en geiten over het grasland, dat na de winter nog grasland moet worden.
En voor het eerst zien we nu ook de in alle reisgidsen zeer speciaal
genoemde feestelijk uitgedoste yaks, die voor de boeren uiterst moeizaam
het land omploegen. |
Een boer (ploegend en modderend) met yaks. |
Eigenlijk zijn het geen originele yaks,
want die worden bijna niet meer gebruikt omdat dat nogal 'knorrige',
moeilijk te hanteren beesten zijn. |
Toch wel een leuke aanblik.
Men heeft de oorspronkelijke yaks gekruist
met een 'gehoorzamer' Schotse rundersoort. Uiterlijk hebben die dieren
nog wel de echte kenmerken van de yaks, ze zijn alleen een stukkie
kleiner. |
Een kopje thee? Ja, graag! |
Boeren die in de buurt van 'de' veerpont
even uitrusten, nodigen ons uit voor een kopje yakboterthee. Ik ben
de enige van het gezelschap die die uitnodiging, zij het met enige
twijfels, aanneem. Van echt thee drinken komt het niet. Ik zet mijn
lippen aan het kopje, proef het en vind het zo smerig, dat ik na het
eerste 'slokje' de thee voor de boeren ongezien wegwerk. Bah! Bah!
Bah! Hoe kunnen de Tibetanen dit spul in vredesnaam door hun keelgat
krijgen!
Na de aanlegplaats van de veerpont, kennelijk een landmark
want hij staat op alle kaarten en in de reisgidsen aangegeven, laten
we het meer achter ons en gaan we weer de bergen in. |
Op hoogte. Overal (veel) sneeuw.
Onvergetelijk mooi! |
Zo komen we na een waarlijk schitterende
rit bij de tweede pas, iets minder hoog, maar wel nóg mooier dan de
Karo-la-pas: de Kamba-la-pas. 4795 meter! Fan-tas-tisch! |
Gebedsvlaggetjes, in volle glorie en in iets minder glorie. Rood (vuur) - Geel (aarde) - Blauw (water) - Groen (hout) - Wit (ijzer).
Informatie voor de toeristen in drie talen. Op 4795 meter! |
Je kunt hier 360 graden om je heen
kijken. Achter ons zien we het turquoise meer en voor ons in de zonneschijn
(!), diep beneden ons, de Brahmapoetra en om ons heen alleen maar
zes- en zevenduizenders. Bovendien schijnt hier eindelijk het zonnetje
volop en waait het minder hard en dat maakt het allemaal nog mooier
en zeker veel aangenamer. |
Yamrok-Tso. |
Brahmapoetra. |
En dan komt de grote verrassing: direct
na de pas rijden we de lente in! We dalen zo'n 1200 meter zeer voorzichtig,
er liggen toch nog wel wat sneeuw- en ijsresten op de weg. |
De afdaling. |
Overal staan de velden langs de weg
vol met paarsblauwe bloemetjes! |
Lente!
Het hotel op het Barkhorplein wacht
op ons! |
|