| 
 
 
 
          | Na Medinet reden we richting de Bahariya-oase. 
            Het werd een rit door de meest landelijke streek van Egypte. |  
 
 
 
 
          | De eerste stop maakten we in Nazla, 
            een klein pottenbakkersplaatsje aan een riviertje. |  
 
 
 
 
          | De hele bevolking – van jong tot zeer 
            oud – houdt zich bezig met pottenbakken. De klei wordt bij het riviertje 
            gedolven en dichtbij de ovens in baden met de voeten gewalkt om het 
            klaar te maken voor het pottenbakken. |  
 
 
 
          | Ook het pottenbakken zelf geschiedt 
            er nog op de traditionele manier: van draaien op een schopschijf tot 
            het bakken in de oven zonder elektra, dus met hout en plantenresten. |  
 
 
 
          | Als de pottenbakker klaar is worden 
            de gedraaide potten in de zon gelegd om goed te drogen. Eenmaal droog 
            worden de potten in de oven gestapeld en gebakken. Die ovens zijn 
            opgebouwd uit een dikke wand van misbaksels als basis en verder opgevuld 
            met klei om de boel bij elkaar te houden. Die klei wordt vanzelf meegebakken 
            en zorgt verder voor stevigte. 
 We konden het hele proces volgen, hoewel we wel veel moeite moesten 
            doen om bedelende pottenbakkerkindertjes ("stylo en sweeties") van 
            ons af te houden.
 |  
 
 
 
 
 
          | Verder was er in het dorp zelf niet 
            veel te doen. Net zoals in andere dorpjes zaten de mensen in de schaduw 
            een beetje te kletsen. |  
 
 
 
          | Er kwam een flinke kudde geiten – zonder 
            herder! – gehaast voorbij. Ik moet zeggen dat wíj meer belangstelling 
            trokken van de dorpelingen. |  
 
 
 
 
          | Toen wij het dorp uitreden kwam de 
            herder op een ezel aansukkelen. |  
 
 
 
          | Na Nazla kwamen we langs het Quarunmeer 
            dat door verdamping langzaam aan het verzilten is. Het meer is in 
            de loop der tijden een enorm stuk kleiner geworden en nog maar vier 
            meter diep. Het ligt nu 44 meter onder zeeniveau. Het water komt via 
            een riool van het meer van Fayoum en is nauwelijks nog geschikt voor 
            de landbouw en ook de visserij loont niet meer. |  
 
 
 
 
          | Even na het Quarunmeer reden we langs 
            een spookstad. Niet ver van Caďro was een satellietstad gepland. Die 
            stad is nooit helemaal van de grond gekomen en maakte op ons een zeer 
            vreemde indruk. Alleen de lantaarnpalen staan er, zo ver het oog reikt, 
            verder helemaal niets! |  
 
|  |  
 
 
          | Er zijn ook bestrate wegen, maar daarvan 
            is helemaal niets meer terug te vinden: volledig 'ondergezand'. De 
            stad staat bekend onder de naam 6 oktober- stad. Die naam heeft 
            te maken met de Egyptisch-Israëlische oorlog in 1973. In Egypte is 
            6 oktober De Dag van de Strijdkrachten. (Zo was de toestand rond de 
            eeuwwisseling tijdens onze reizen door Egypte. Hoe deze nu is, is 
            mij niet bekend), 
 Inmiddels hadden wij vanwege al het zand op de weg het busje omgewisseld 
            voor een Toyota. De chauffeur liet eerst de banden een beetje leeglopen 
            om meer grip te krijgen op het rulle zand. Het viel ons onderweg op 
            dat alle dorpjes waar we langs reden er een beetje hetzelfde uitzagen. 
            Laagbouw, de lemen hutjes met kleine raampjes dicht op elkaar.
 
 Het verbaasde ons dus wel dat in het iets grotere Bawiti een groot, 
            stenen hotel middenin een soort vakantiepark stond waar wij konden 
            overnachten. Luxe in Hotel New Oasis, alleen het eten was wat minder luxe: 
            doordat er al enige dagen geen elektra was, moesten we bij kaarslicht 
            kip eten. Uit ervaring wist ik dat kip eten in warme landen een probleem 
            kan opleveren, zeker als het niet goed gekoeld en niet goed doorbakken 
            is. Dus aten we geen kip. De volgende dag bleek dat we daar goed aan 
            hadden gedaan: het hele reisgezelschap had de gesel van de Farao's, 
            behalve wij.
 |  
 
 
 
 
 |