Herinneringen
2 - Van de Préspa-meren kriskras door West-Macedonië naar Kozáni

Het noorden van Griekenland was voor ons een volkomen onbekend gebied. De Oriënt Express bracht ons de eerste twee Griekenlandreizen niet zo heel erg express naar Athene: 60 uur in de trein zonder restauratie en zonder slaapplaatsen. Een bagagerek is toch geen slaapplaats? Vanaf Athene gingen we verder het land in en sliepen in hotelletjes.

De derde reis wilden we echt comfortabeler in Griekenland en weer thuis komen. Dat liep allemaal even anders. Het werd onze eerste en laatste vlucht naar en van Griekenland. We vlogen naar Athene met een DC4 van Martin Schröder (later Martinair Charter).


Martin Schröder kenden we toevallig persoonlijk en het leek ons vertrouwd om goed en goedkoop met zijn vliegtuig te vliegen. Voor hem was het ook zijn eerste vlucht naar Athene.

Tot aan Thessaloniki ging alles als een zonnetje. Daarna was het een enorme rollercastertoestand. De turbulentie – wij wisten niet wat dat was, en de vliegtuigbemanning kennelijk ook niet – was plotseling zo hevig dat alles wat los en vast zat in het vliegtuig tegen het plafond van de cabine werd geplakt, ja ook de stewardessen! Boven Evvia was het hoogtepunt, of beter het dieptepunt: we smakten met een noodvaart in een luchtzak tot ongeveer 200 meter van de rotsgrond. We zagen de geiten- en schapenkudde onder ons uit elkaar stuiven. Daarna was alles weer OK.

Een paar weken later zaten we weer in hetzelfde toestel met dezelfde bemanning. De vlucht was ergens in de middag gepland, maar het vliegtuig had tijdens de vlucht naar Athene ergens vertraging opgelopen, waardoor we pas om half twee 's nachts vertrokken. Kan gebeuren! Ons vliegtuig was het laatste dat die nacht de lucht inging. Het was 15 augustus: Maria Hemelvaart. In die tijd werd op Maria Hemelvaart absoluut niet gewerkt dus ging het vliegveld Hellinikon helemaal op slot.

Na een half uurtje vliegen sliep iedereen, behalve wij. Wij keken gefascineerd naar de weerspiegeling van de volle maan in de Egeïsche Zee. Plotseling zagen wij enorme vlammen uit de rechterbuitenmotor komen. Wij hadden geen idee wat er aan de hand was. Pas toen de gezagvoerder meldde dat we terugkeerden naar Hellinikon drong het tot ons door dat die vlammen niet uit de motor hoorden te komen.

Om kerosine te lozen heeft de piloot uren, zo leek het ons, rondjes gevlogen boven de zee. Uiteindelijk moesten de 74 volwassenen en één klein jankend kind zich voorbereiden op een noodlanding... Het vliegveld was onbemand... Tijdens de landing zagen we een verkeersleider (?!) op de fiets (!) racend naar de verkeerstoren gaan. De landing was ook zonder hem perfect. Groot applaus voor de piloot. Dat was niet Martin Schröder zelf. We slaakten een diepe, diepe zucht. Onze tijd was kennelijk nog niet gekomen! We hebben aan al die nare, toch wel opwindende toestanden gelukkig geen vliegangst overgehouden.

Een paar uur later werden we met z'n allen ergens in Athene in een goedkoop hotelletje gedropt en twee dagen later konden we met een ander ingehuurd vliegtuig naar Schiphol. Dat was dus de eerste en de laatste keer dat we naar Griekenland zijn gevlogen.

Naar Griekenland reizen met de trein en met het vliegtuig hebben we vanaf die tijd niet meer gedaan. We hadden inmiddels een auto en daarmee kwamen we de daarop volgende reizen enigszins comfortabeler in ons reisdoel. Hoewel de tocht daarnaartoe over de beruchte dodenweg in Joegoslavië ook niet altijd een pretje was. We kwamen in Griekenland aan bij de grensposten Gevgelja/Eidomeni en reden dan langs de Egeïsche Zee verder naar het zuiden of oosten, of we gingen bij Bitola/Niki de grens over en reden dan naar het westen verder richting de Ionische Zee.

Toen het in Joegoslavië oorlog werd (eigenlijk was het altijd al oorlog daar!) trokken we naar Zuid-Italië om daar via Bari of Brindisi met een veerboot naar Igoumenitsa in Griekenland te gaan. De eerste keer met de Poseidon. Een jaar na onze overtocht is het schip in een vliegende storm in de Egeïsche Zee met man en muis vergaan! (Voor een goed begrip: dit was niet de Poseidon van de overbekende rampenfilm!) We hebben er geen vaarangst aan overgehouden! We zijn daarna nog vele keren varend richting Alexi gegaan.

Herinneringen van Noord-Griekenland hebben we nu dus voornamelijk uit de tijd dat we met de auto via Joegoslavië in Griekenland belandden.


We hebben die auto een passende Griekse naam gegeven: H souper Katsika (de super klimgeit). Deze auto kon zonder problemen werkelijk overal komen.

Een vaste route hadden we nooit als we door het Noorden rijdend ergens naar op zoek waren: "We reden maar een eind". Ik heb nu ik dit schrijf echt geen idee meer wanneer we waar waren. Daarom haal ik herinneringen op die bepaalde plaatsen bij me oproepen.



Klik op de kaart om deze te vergroten.

Flórina

Een prachtige naam voor een stadje. Er moest daar een camping zijn volgens de reisgids. Die was er ooit, maar helaas toen wij er waren was die er niet meer. Ik zou ook niet weten waarom er ooit een camping geweest zou moeten zijn. Toeristen kwamen er vrijwel nooit en er waren in het stadje, omdat de trein er langs ging, meer dan genoeg goedkope hotelletjes voor de mensen die in Florina wilden overnachten. Wij zetten na het zoeken naar een geschikt kampeerplekje ons tentje uiteindelijk op in het plantsoen voor het stationnetje. Niemand keek daar vreemd van op. Een politieagent kwam kijken of we wel goed stonden! En de volgende morgen vroegen de reizigers die met de trein mee moesten alleen maar waar we vandaan kwamen en of we kinderen hadden!

We hebben wel meer op vreemde plekken gekampeerd. Bij Siatísta niet ver van Flórina zetten we ons tentje neer op een spoorlijn die duidelijk niet meer in gebruik was. Verroeste rails, een oerwoud tussen de bielsen. Mooi vlak! No problem. Maar in Kateríni zetten we onze tent weer neer op een dergelijk plekje, op een zijspoor bij het stationnetje. Midden in de nacht kwam met veel lawaai en gefluit met piepende remmen een locomotief op weg naar Athene naast ons tentje tot stilstand. De meester vroeg of alles in orde was en reed hoofdschuddend verder.

Edéssa

Edéssa is mij bijgebleven als een stadje met een behoorlijk grote waterval. Deze dendert midden tussen de huizen met erg veel water en erg veel lawaai zo'n zestig meter naar beneden. Wel apart!

Van Flórina naar Véria rijden was elke keer weer een uiterst moeizaam gebeuren. Iedereen, werkelijk iedereen die naar Véria wilde moest over een paadje, want meer was het eigenlijk niet. Er was geen alternatief, ook niet voor ezelrijders en herders met kuddes. Eén grote opstopping dus.

Op die weg, heuvel op heuvel af, konden vrachtwagens, een stinkend zwart rookgordijn achterlatend, beslist niet harder dan twintig kilometer per uur. Inhalen op de kronkelige bergweg was absoluut onmogelijk. De bewijzen dat het absoluut onmogelijk was lagen overal in de berm of in de afgrond.

En dan stonden er ook nog honderden fruitstalletjes langs de kant van de weg. Bij al die stalletjes verkochten de boeren uit de omgeving perziken of eigenlijk meer perziksap in een perzikvelletje. Een groot tableau kostte 10 drachmes (ca. 1 gulden). Geen wonder dat alle mensen die langskwamen, dus wij ook, stopten om zo'n tableau te kopen. Lekkerder perziken hebben we nooit gegeten.

Toon Hermans moet volgens mij ook in Naóussa of Véria geweest zijn en heeft er zijn beroemde sketch over het eten van een sappige perzik bedacht. Zijn zoon zijn we een jaar later in Mátala op Kreta tegengekomen en hij leefde daar net als wij een paar weken in de grotten van dat dorp. Hij vertelde dat hij en zijn vader het jaar daarvoor ook in Griekenland op het vasteland waren geweest. We hebben het niet over plaatsen en perziken gehad!

Beneden Véria werd in het dal een kaarsrechte snelweg aangelegd. De mensen met hun fruitstalletjes langs de weg waren daar echt niet enthousiast over. Hun handel langs de kronkelweg zagen ze daardoor verloren gaan.

Neapóli

Neapóli deed er helemaal niets aan om je later die stad te kunnen herinneren. Of het moest zijn dat je de onmetelijke saaiheid van de betonnen nieuwbouw in je geheugen kon prenten. Hoe Neapóli er vóór de nieuwbouw heeft uitgezien weet ik niet, maar het zal wel hetzelfde geweest zijn als bij vele andere dorpen en stadjes met een boerenbevolking: armoedige huizen en hutjes gebouwd in het begin van de 19e eeuw. Er was gewoon geen behoefte aan betere behuizing bij de boeren en bovendien hadden die er geen geld voor.

Na de Tweede Wereldoorlog breidden de steden zich snel uit. De boerenhuizen werden gesloopt en daarvoor in de plaats kwam karakterloos betonnen nieuwbouw, nieuwbouw met uitstekende betonijzers boven de bovenste etage. Die betonijzers dienden om de belastingdiensten er op te wijzen dat het gebouw nog niet af was. Er zou nog een verdieping bovenop kunnen komen...

Vergína

Ooit zijn we op zoek geweest naar Vergína, of eigenlijk niet naar Vergína zelf, maar naar het graf van Philippus de Tweede. Dat moest, zeker weten, ergens in de buurt van Vergína zijn. Niemand in Vergína, maar dan ook werkelijk niemand die we naar het graf van Philippus II vroegen, wist waar we het zoeken moesten. We hebben de zoektocht maar gestaakt.

De Grieken zelf taalden lange tijd niet echt naar Macedonië: Macedonië was niet Atheens, dus niet klassiek, dus werd het noordwesten vergeten gebied. Sinds de zelfstandig geworden republiek Macedonië de geschiedenis van Philippus II en Alexander de Grote misschien niet geheel ten onrechte min of meer voor zich opeist, hebben de Grieken veel meer interesse in de oude geschiedenis. De Grieken ergeren zich aan van alles en nog wat en claimen nu dus de geschiedenis van deze twee Macedonische vorsten.

Het land mag officieel niet Macedonië heten, want Macedonië is van de Grieken. Na veel hoogoplopende discussies is er een tussenweg gevonden en heet het nu: Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (VJRM). In de hoofdstad Skoplje heeft men een kolossaal ruiterstandbeeld van Alexander de Grote geplaatst. Van de Grieken moet dat hoognodig weg.



bing.com

De schrijn van Philippus II in Vergína heeft op de deksel een schitterende afbeelding van een stralende zon.



tripadvisor.nl

De Macedoniërs hebben die zon gekozen als symbool voor het land. De nationale vlag toont die stralende zon, en zo ook de officiële papieren van het land. Dat mag allemaal niet van de Grieken. Het liefst zouden de Grieken al die symbolen, die zij als Grieks historisch eigendom zien, overal laten verwijderen.



                                   Mocht niet ...


Mag wel ...                                      

Maar de Grieken mogen natuurlijk zelf wél het symbool van de stralende zon gebruiken op suikerzakjes en allerhande verpakkingsmaterialen...



Let op! "3000 years Greek Macedonia".

Voor buitenstaanders mogen dit allemaal onbelangrijke pesterijtjes lijken, bij de 'bloedbroeders' leidt dat allemaal tot harde confrontaties, zelfs op regeringsniveau! Onder andere ook hierdoor blijft het in de regio zeer onrustig, met niet alleen woordenstrijd, maar zelfs zo nu en dan echte oorlogshandelingen. Ook Servië bemoeit zich met de geschiedenis, omdat Macedonië onderdeel was van het voormalige Joegoslavië. En Kosovo en Albanië mengen zich eveneens in de strijd omdat zij in het verleden een niet onbelangrijke rol hebben gespeeld in die regio. Kortom, al die landen leven nog met hun gedachten in een roemrijk verleden. En Griekenland zeker niet het minst.

Kozáni

Als ik aan Kozáni denk dan zie ik en ruik ik als het ware de enorme vervuiling die rond die stad hangt. Kozáni ligt midden in een streek waar bruinkool wordt gedolven. De velden hebben we nooit gezien, maar de vervuiling door het graven naar die bruinkool en het gebruik ervan des te meer. Onheilspellend! In de vlakte ligt van veraf zichtbaar met hoge witte schoorstenen met rode banden een elektrische centrale. Hoge schoorstenen die continu zware, smerige rookwolken de geelachtige hemel insturen. Alles in de wijde omgeving was bruin, grauw: de weg, de auto's, de huizen, de bomen: overal kleefde de roet aan. Aan de stad zelf heb ik alleen maar de herinnering aan die enorme smeerboel.

Ongeveer een maand geleden was er op de televisie een item over de problemen van Griekenland met de energievoorziening. De minister van energie stond bij de bruinkoolmijn. (Die is veel en veel groter en moderner dan ik had gedacht!) De minister liet zijn blik gaan over de mijn en keek wanhopig en wás dat klaarblijkelijk ook. "Een ramp voor het milieu", zei hij. "Maar we moeten wel! We hebben nauwelijks andere bronnen om energie op te wekken en absoluut geen geld om milieuvriendelijker, minder vervuilende energie op te wekken". Sluiten is geen alternatief, ook omdat de werkeloosheid toch al erg hoog is in Griekenland. Een hopeloze toestand dus.


<-- Herinneringen 1 Herinneringen 3 -->


© Ben de Graaf Bierbrauwer

Reacties naar benilse@quicknet.nl
https://bgbpix.nl