Herinneringen aan Kreta

Mátala (1)


Wij reden de weg van Sfakiá naar Mátala in 1964 voor het eerst. Het landschap was adembenemend mooi met geweldige vergezichten.


De plaatsjes langs de weg - Frankokastéllo en Plakiás - liggen erg aantrekkelijk bij de zee. Rust, prachtige stranden. Wat wil een toerist nog meer?


Foto links - Een zeer ongebruikelijk gezicht in Griekenland: (soep)ganzen aan zee bij Plakiás in de ganzenpas.
Foto rechts - Een zeer vaak voorkomend tafereel: schapen die in rij achter de 'kudde-aanvoerder' aan lopen te grazen.




Onderweg maakte ik een paar tekeningetjes en foto's omdat het er zo typisch Kreta is.


Het dorsen van graan.

Op de dorsvloer wordt het kaf van het koren gescheiden. De dorsvloer is een cirkel met vlakke stenen en opstaande randen. De dorser ment zijn paarden of ezels in het rond op de dorsvloer. Hij staat hierbij achter de dieren op een houten slede met aan de onderzijde daarvan scherpe metalen punten. Op deze wijze rijdt hij het kaf kapot en los van het graan. Om het dorsproces te voltooien heeft de dorser harde wind nodig. Hij gooit dan met een wanschop het kaf met het het graan omhoog, Het kaf waait weg door de wind en de zwaardere korrels vallen terug op de dorsvloer.

Het is voor de dorser zeer hard werken, want vooral de ezels zijn moeilijk te hanteren. Ook het met de wanschop werken is bepaald geen lichte arbeid. Het is dan ook geen wonder dat zodra de dorsmachines hun intrede deden deze vermoeiende en arbeidsintensieve dorsmethode steeds minder werd toegepast en uiteindelijk geheel verdween.

Thans liggen nog overal in en bij de dorpen niet meer gebruikte dorsvloeren. Ze zijn nu voor de toeristen een bezienswaardigheid! Bij folkloristische feesten worden ze soms nog gebruikt om traditionele (rei)dansen op uit te voeren. Veel dorpen en steden hebben nog dansscholen waarop de traditionele dansen aan de jeugd worden geleerd.



Toch bleven we er nergens omdat ons reisdoel een eindje verderop lag: Mátala! In Sfakiá hadden we gehoord dat dat dorp beslist de moeite waard was om naar toe te gaan. Mátala had toen al een magische klank voor hippies, maar dat wisten we niet. Volgens de reisgidsen was Mátala een rustig vissersdorp.


De voorhistorische woongrotten van Mátala.

Toen we er midden op de dag aankwamen werd het beeld van een rustig vissersdorp helemaal bevestigd. Werkelijk iedereen was druk bezig met iets wat met vissen te maken had.






Diezelfde avond veranderde het straat- en strandbeeld totaal. De vissers waren op zee, of gewoon naar huis. Het strand liep toen vol met jongeren. Mátala had bij de jongeren niet alleen een magische naam, maar ook een grote aantrekkingskracht. Dat was goed te begrijpen, want je kon er voor niets slapen in de prehistorische grotten aan de noordzijde van de baai. En misschien nog belangrijker: je kon er van alles doen wat elders in de wereld verboden was.

De flowerpowertamtam had ervoor gezorgd dat hele stammen gelukzoekers (weet je wel!) zich tijdelijk (?) hadden gevestigd in Mátala. De politie was er ver te zoeken, want die werd waarschijnlijk op afstand gehouden door de plaatselijke handel. Die tijdelijke bevolking bracht namelijk met zich mee dat er wat cafeetjes en restaurantjes waren gekomen in dat arme deel van Kreta.

Er waren vooral veel Amerikanen en Fransen en drie Nederlanders: de zoon van Toon Hermans, Ilse en ik. Wij 'woonden' daar dan wel in een tweepersoonsgrot, maar we rookten niet, dronken niet en maakten geen 'gitaarmuziek' – ik was mijn piano vergeten mee te nemen! – en hoorden dus niet bij de scene. We hadden daardoor nauwelijks contact met de toeristen, zelfs niet met de Nederlander.

Op een dag toen ik bij Mánoli zat te tekenen kwam die Nederlander naar mij toe en zei: "Je mag wel eens naar je vrouw kijken, want ze beweegt helemaal niet. Ik geloof dat zij dood is!" Ilse lag zoals gewoonlijk de hele dag te bakken in de zon op het strand. Voor de zekerheid ben ik wel even gaan kijken, maar ik hoefde mij geen zorgen te maken: ze had zich goed ingesmeerd! Tot meer contact kwam het niet met de jonge Hermans. Hij trok zich terug in zijn rookgrot bij zijn makkers.




Ik hield mij voornamelijk bezig met lezen, tekenen en fotograferen en – veel leuker – met kletsen met de plaatselijke bewoners. Een enkeling daarvan was helaas al besmet met kapitalistische ideeën: voor wat hoort wat! Ik mocht dan wel foto's maken, maar dan moesten ze drachmes hebben of liever nog dollars! Eén visser werd zelfs boos, en niet zo'n beetje, toen ik een tweede foto van hem wilde maken. Dat had echt niets te maken met zijn ziel opsluiten in een klein zwart kastje, maar alles met de idiote hoeveelheid dollars die hij van mij vroeg en niet kreeg. Bij bijna alle andere gefotografeerden was iets te drinken aanbieden echt wel voldoende.

Gelukkig konden we met verreweg de meeste bewoners gewoon lekker praten, soms met handen en voeten. Grieken waren / zijn altijd bijzonder gezond nieuwsgierig. We moesten altijd dezelfde vragen beantwoorden. Waar komen jullie vandaan? Uit Holland? Ahh. Oréa! Toelpen! Zijn jullie getrouwd? Hebben jullie kinderen? Twee maar!? Wat voor werk hebben jullie? Wat verdien je daarmee? Na onze antwoorden gingen ze dan altijd uitgebreid vertellen hoe weinig ze verdienden en meestal volgde dan een tirade over 'Athene' dat helemaal niets deed om de lonen en de leefomstandigheden op Kreta te verbeteren. Toch maakten ze beslist niet de indruk ontevreden te zijn.


<-- Lees terug Lees verder -->


© Ben de Graaf Bierbrauwer

Reacties naar benilse@quicknet.nl
https://bgbpix.nl