Noord-Griekenland 2018 |
5 - Van Kateríni naar Alexandrópoli en verder |
Het idee dat we in Oost-Macedonië en
Thracië even een aantal bijzondere plekjes en opgravingen willen bezoeken,
laten we, als we een half uurtje onderweg zijn, snel vallen. We zitten
na de snelweg van Kateríni naar Thessaloníki op de Via Egnátia, wél
de nieuwe Via Egnátia. Een tolweg die je zeer snel naar Turkije kan
brengen. Na Thessaloniki verdwalen we in een wirwar van snelwegen
en gaan uiteindelijk toch wel de kant van Sidónia op.
Ergens halverwege Chalkidiki in de buurt van Poligýros rusten we even
uit in een soort Griekse snackbar om een hapje te eten, want het is
inmiddels allang middag. Onder het eten bedenken we dat we vandaag
nog het schiereiland gaan 'ronden' en er ergens gaan kamperen. Een
nieuw idee rijpt ook: morgen zullen we dan proberen met een bootje
vanuit Sidónia naar de Heilige Berg, de autonome monnikenrepubliek
Athos te gaan. Niet dat we daar aan land kunnen, want de toelating
tot de monnikenrepubliek is voor vrouwen nog altijd verboden en ook
de visumplicht voor mannen is nog steeds van kracht. Wél zouden we
er langs kunnen varen en vanuit de zee een paar mooie, grote kloosters
kunnen zien en dat is toch is ook bijzonder.
We rijden na de 'rust' verder en hebben na een kwartiertje rijden
plotseling een fantastisch uitzicht op Athos en de zee tussen Athos
en Sidónia. De zee ziet donkerblauw, op het zwarte af, met grote witte
schuimkoppen. Het is geen weer om morgen met een klein bootje over
te steken. We hebben ook geen zin om zeeziek te worden. Sidónia en
het boottochtje naar Athos zullen we maar bewaren voor de terugweg.
We veranderen dus weer van reisplan en besluiten nu direct in één
keer door te rijden naar Alexandrópoli. En waar we er vroeger uren
al martelend over barre wegen en paadjes vele uren over deden, bereiken
we nu in twee uur over de nieuwe Via Egnátia ons nieuwe dagdoel. Onderweg
zien we nog in het voorbijgaan dat Kavála zich in het oosten sterk
heeft ontwikkeld met vooral nieuwe industrieterreinen. Kavála zullen
we ook maar gaan bekijken op de terugweg naar Alexi.
De camping in Alexandrópoli ligt nog steeds aan zee, maar nu helemaal
door de stad omsloten. De campingplek is werkelijk onherkenbaar van
aanzien veranderd: geen kale zandvlakte meer, maar overal hoge schaduwrijke
bomen. Er staan helemaal geen idioot grote campers, maar wel allemaal
campinghuisjes en het aantal plaatsen voor doortrekkers is minimaal.
We kunnen nog net een plaatsje krijgen naast een stelletje luidruchtige
jongelui, die met keiharde you tube-muziek de andere campinggasten
denken te plezieren. Als zij na onze maaltijd in het campingrestaurant
eindelijk ophouden, komen verwilderde honden onze avondrust met gejank
en geblaf verstoren. We slapen merkwaardig genoeg goed door al dat
lawaai heen.
De volgende dag in Alexandrópoli rondlopen heeft geen zin omdat het,
hoewel het een zeer levendige stad is, zeker 's morgens erg weinig
te bieden heeft. Alles is er zoals het al jaren is, druk, lelijk en
alleen maar 's avonds aan de havenboulevard Grieks gezellig met de
pantoffelparade, de 'perípathos'. Leuke dingen om te bekijken zijn
er ook al niet, dus gaan we maar direct naar de Evros-delta om te
vogelen. Een vorige keer toen we er waren, werden we weggejaagd door
tans en bloeddorstige horzels, en we hopen dat die beesten er nu niet
zijn en dat we nu wél de tijd krijgen om iets van de vogelrijkdom
aldaar te kunnen zien.
De weg ernaartoe loopt over de oude Via Egnátia. Vroeger reden hier
honderdduizenden Turken per jaar naar de grens met hun geboorteland.
Vandaag is er geen Turkse auto te zien, ook geen Griekse trouwens.
We komen tot aan de delta misschien net vijf auto's tegen. Het valt
ons op dat langs de kant van de weg bijna alle bedrijfspanden, garages,
tankstations, restaurantjes en winkels verlaten of vervallen zijn.
Hoogstwaarschijnlijk is dit het gevolg van de nieuwe Via Egnátia,
die bedoeld is om de Turken gemakkelijker naar de grens te laten rijden
en die dat kennelijk ook doen. Er komen dus nooit meer Turken over
de oude Via, waardoor de inkomsten van de bedrijven langs de weg voor
een zeer groot deel wegvielen. Het is er echt een desolate toestand,
die aan oorlogsomstandigheden doet denken.
Voordat we de moerassen ingaan blijkt er bij het begin van de delta
een bezoekersinformatiecentrum te zijn gekomen. Er is daar bijzonder
veel papieren informatie beschikbaar ook al zijn de landkaartjes daarbij
niet bepaald handig. Het noorden is daarop nergens aangegeven en ook
wordt de schaalgrootte niet gegeven.
Zelfs met kaartjes blijkt het nog behoorlijk moeilijk om bij de vogels
te komen. Een vogelwachter in het vogelwachtcentrum dempt ons optimisme
iets te kunnen zien al helemaal: hij zegt dat we in het verkeerde
seizoen komen kijken en dat er dáár, hierbij kruist hij op een kaartje
een plek bij een kerkje aan, misschien nog een paar pelikanen zitten.
Als we op de aangekruiste plek in het moeras komen, blijken er inderdaad
maar bar weinig vogels te zijn: één wegvliegende zilverreiger en één
roodkopklauwier, als ik me niet vergis, ver weg op een telefoondraad.
Dat is werkelijk alles! |
|
|
Zeer teleurgesteld gaan we terug en
dan zien we een auto van de vogelwacht die over een ongebaand zand-/schelpenpad
dieper het moeras in gaat. We rijden die auto achterna en komen dan
na een paar minuten bij een kruising met een kaarsrecht weggetje dat
naar zee loopt. We slaan rechtsaf en direct daarna zien we een paar
poeltjes die vol met voedselzoekende lopertjes, kieviten, ruitertjes,
pleviertjes zitten. We stappen uit de auto en verschrikken daarmee
kennelijk een paar zilverreigers die opvliegen. Ook pelikanen worden
daardoor opgeschrikt en nog meer grote en kleine zilverreigers. Even
later zoekt een enorme vlucht lepelaars een rustige plek op, waar
ook de pelikanen zijn neergestreken. Voor ons zijn de aantallen van
die soorten onvoorstelbaar hoog. 500 pelikanen? 400 lepelaars? Ongelooflijk!
Ook komt er nog een eskadron zwarte ibissen voorbij. Dat zijn er wel
niet zoveel (vijf), maar voor ons is dat ook veel.
Ik neem behoorlijk wat foto's van al dat gevlieg en gewroet in de
modder en betreur het dat ik geen echt goede telelens heb voor dit
werk. Er zijn dit keer gelukkig geen vervelende insecten, zodat ik
overal rustig de tijd voor kan nemen. |
N.B. Het onderscheiden van al de
kleine lopers en plevieren is bijna onbegonnen werk, zelfs met de
gidsen in de hand. Als ik het niet zeker wist, heb ik het niet aangedurfd
om deze een naam te geven. |
Kievit - Steltkluut - Zwarte ruiter. |
Steltkluut. |
Zwartkopmeeuw - Zwarte ruiter - Tureluur. |
Gewriemel. Alleen de Kleine zilverreiger en de Zwartkopmeeuw zitten stil. |
Gewriemel. |
Kleine plevier. |
Witgatjes - Oeverzwaluw. |
Zwarte ruiter - Zwarte ibis - Tureluur. |
Lepelaars. |
Zwarte ibis. |
Lepelaars - Pelikanen. |
Lepelaars - Pelikanen. |
Lepelaars - Blauwe reiger - Kleine zilverreiger. |
Lepelaars - Blauwe reiger - Zwarte ruiter - Tureluur - Kleine zilverreiger. |
Veel van de vogeltjes kan ik niet direct
een naam geven en ook de vogelgidsjes die ik bij me heb, maken me
niet bij elke vogel die ik zie veel wijzer. Vooral de verschillende
soorten lopertjes, ruitertjes en pleviertjes zijn moeilijk van elkaar
te onderscheiden. Thuis zal ik wel proberen al die door elkaar wriemelende
vogeltjes een naam te geven. Het zijn zoveel verschillende soorten
die ik helemaal niet ken. Ik heb betere vogelgidsen thuis die me op
weg kunnen helpen en anders kan ik ook de hulp van echte vogelkenners
inroepen.
We rijden na de poeltjes door naar zee. Misschien zijn daar aan de
kust ook nog wat waarnemingen te doen. Dat blijkt niet het geval te
zijn: er lopen alleen wat vissers en strandgasten rond. Je heb er
wel een prachtig uitzicht op het naburige eiland Thásos. |
|
Wij gaan er maar niet uit de kleren
om wat te badderen, omdat de zee er nogal erg drabbig uitziet.
Op de terugweg uit de delta blijven we natuurlijk weer even kijken
bij de vogelrijke poeltjes en rijden dan verder op weg naar Souflí.
De weg daarnaartoe wordt behoorlijk onder handen genomen. Griekenland
wil het kennelijk voor de Bulgaren en Roemenen makkelijker maken om
naar de Via Egnátia te komen. Het wordt gedaan, denken wij, voor de
toekomst, want op dit ogenblik heeft de Griekse economie erg weinig
aan die buitenlanders: ze profiteren van zon en zee, maar geven helemaal
niets uit. De Bulgaren stichten zelfs koopsteden aan het strand waar
de Bulgaarse levensstandaard de norm is: de prijzen voor kleding,
voedsel e.d. zijn daar onwaarschijnlijk laag, zelfs voor Griekse begrippen.Het
is voor de Grieken te hopen dat de levensstandaard in Roemenië en
Bulgarije in de toekomst omhoog gaat zodat die meer te besteden hebben,
hoewel ... de Grieken profiteren nu zelf ook wel van die Bulgaarse
prijzen.
Souflí is ons niet erg welgezind. De mensen zijn om de een of andere
reden erg onbeleefd. We proberen ergens een hapje te eten en niemand
neemt de moeite om ons de weg te wijzen naar een eetgelegenheid. We
willen dan maar zelf wat brood kopen, maar als we vragen waar een
bakker is, wordt er vaag met een handje gewuifd zonder een richting
aan te geven. Uiteindelijk gaan we dan maar ergens gewoon koffie drinken.
Maar ook de baas van het kafenion neemt de moeite niet om ons iets
aan te bieden. We snappen er helemaal niets van.
Er is gelukkig in het café een meisje dat ons heeft opgemerkt en zij
komt opgewekt aan ons vragen of ze ons met iets kan bedienen. En zij
blijft vriendelijk, ook als we na de koffie de weg vragen naar het
beroemde natuurgebied van Souflí. Ze legt het ons uitgebreid uit,
terwijl de baas ongeïnteresseerd tegen de deurpost leunt en wél praat
met toevallige voorbijgangers. Zoiets hebben we in al die jaren dat
we in Griekenland komen nog nooit meegemaakt!
De toegang tot de bossen van Souflí is, dankzij de aanwijzingen die
we gekregen hebben, gemakkelijk te vinden en dan gaan we welgemoed
de bossen in, in de hoop de hier voorkomende roofvogels te kunnen
spotten. Dat blijkt inderdaad te kunnen, maar op een andere manier
dan wij denken. Na een paar kilometer blijkt er een roofvogelpretpark
te zijn met elk uur een voorstelling! Op déze manier willen wij geen
roofvogels zien en daarom rijden we verder het bos in.
Het kost ons wel behoorlijk wat moeite om het juiste pad naar Alexandrópoli
te vinden, want nergens staan richtingwijzers en er zijn veel zijpaden
en we gokken nogal eens verkeerd. Het bos doet verder helemaal in
niets denken aan het bos waar we ooit door de muggen weggejaagd zijn:
geen hoge bomen, alleen maar jonge aanplant. Slechts in één opzicht
lijkt het bos wél op dat in onze herinnering: er is geen roofvogel
te zien, zelfs geen 'gewone' vogel. Het is de hele weg terug naar
de stad doodstil. Het maakt ons allemaal niet veel uit, want we zijn
nog helemaal blij vervuld van al het moois dat we 's morgens in de
delta hebben gezien. En verder denken en praten we nog lang over het
vreemde gedoe in Souflí. |
|