Een nostalgische toer over de Peloponnesos
Deel 19

01 02 03 04 05 06 07 08 09 10
11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
21 22 23 24 25 26 27 28 29  


Als je van Areopoli verder naar het zuiden rijdt, kom je na een paar kilometer bij een tweesprong: rechtdoor gaat verder naar het zuiden en rechtsaf kom je op een doodlopende weg naar de zee terecht. Het eindpunt is nu een enorme parkeerplaats. Meestal staat die vol met bussen die daar toeristen hebben afgeleverd om de fameuze grotten van Pyrgos Dirou te bezoeken.

Die grotten zijn zelfs voor mensen die helemaal niets met grotten hebben zeer bijzonder. Je kunt ze alleen maar bezoeken met een bootje. Het zijn geen grotten in zee, maar op het land met een waterspiegel die een behoorlijk stuk boven die van de zeespiegel ligt. Het is dus geen 'zeegrot', die uit vele kanalen en zalen bestaat, maar een 'landgrot' waar water in staat.

Wij 'ontdekten' de grot in 1965. Deze stond wel op de kaart aangegeven, maar in de reisgidsen werd hij nooit vermeld. Omdat we altijd elk paadje afgingen om te kijken of er iets bijzonders te zien was, kwamen wij echt helemaal toevallig bij de grot terecht. Een geitenpaadje naar de kust kwam uit op een verwilderd stuk land, waar we konden parkeren. De grot stond nergens met een bordje aangegeven; wél zagen wij een bordje met daarop 'pros thalassa' ('naar de zee'). Verder lopend kwamen we zo bij de grot terecht.

Tot onze grote verrassing konden we de grot in met een 'gids'. Het verblijf in de grot zullen we nooit vergeten. Allereerst was het een grote belevenis dat we in een zeer wiebelig bootje moesten stappen en een tochtje over het water gingen maken. Het was in de grot aardig fris en daarop hadden we totaal niet gerekend, omdat het werkelijk bloedheet was buiten de grot. Het was er pikkedonker en de stuurman / gids moest als in een kano peddelen. Hij moest ons voortdurend manen om te bukken om ons hoofd niet te stoten, wat evengoed toch nog een paar keer gebeurde. De stuurman had een fakkel in de boot om de weg te kunnen vinden in het donker. Dat lukte hem een paar keer niet waardoor het tochtje langer dan een uur duurde. Sensaties te over dus! Uiteindelijk waren we toch wel blij dat we na dit fantastische, ongewone tochtje weer licht zagen en ons konden opwarmen.

Hoe anders is Pyrgos Dirou tegenwoordig. De bootjes worden nu elektrisch aangedreven en zoemen door de overal veelkleurig verlichte zalen en kanalen. Zelfs ónder water is alles veelkleurig verlicht! Om binnen te komen moet je nu meer dan 10 euro betalen. (Wij kwamen er destijds voor niets in!). Je moet nu rekening houden met lange wachttijden en je staat binnen een half uur weer buiten. Wij koesteren de herinnering aan de grot zoals wij die hebben ervaren en zijn er nooit meer naar binnen gegaan.


Bij het eerder genoemde kruispunt na Areopoli kan je ook rechtdoor gaan en niet naar rechts naar de grotten. De weg loopt dan verder naar het zuiden hoog boven de kust. De zee is overal te zien, maar vrijwel nergens te bereiken.







Deze streek is het wildste gedeelte van de Mani. Er staan hier wel her en der grimmige natuurstenen huisjes met hoge torens en ook liggen er overal grijze dorpjes veilig verscholen tegen en tussen de bergen.

Open en bloot echter ligt Vathi ongetwijfeld het fraaist. Vathi is gedeeltelijk gerestaureerd en ligt schitterend te pronken op een soort kaap in de bergen met wijdse uitzichten. Het dorp is tegenwoordig weer 'bewoond': er is een restaurantje en er zijn ook enkele kamers te huur in de torens. Verder is er aan de weg, niet onbelangrijk in dit zeer afgelegen gebied, een garage met een tankstation.

Er is in Vathi zelf maar erg weinig te beleven, maar de ligging vergoedt alles!







Na Vathi wordt het landschap kaler en kaler en droger. Een prachtig oranje-geel kleurt de bergen.



Bij de niet te missen wegsplitsing na Vathi loopt de weg nog verder naar het zuiden, naar het uiterste zuidelijke puntje van de Mani: de kaap Tainaro. Hier was volgens de Griekse mythen de ingang van de Onderwereld, de Hades.



Er leidt een pad naar de zee en daar zijn links en rechts van de baai de schamele resten te zien van een Byzantijns kerkje en de tempel van Poseidon.Voor het laatste moet men wel erg veel fantasie hebben om die te herkennen. Er zijn ook muurtjes te zien van vroege bewoning en bijna onbereikbaar liggen er resten van Romeinse mozaïeken.






Dit is de plek waar men een tijdje moet gaan zitten met de ogen gericht op de zee. Hier ben je werkelijk het dichtst bij de Griekse mythologie. De kaap Tainaro is echt geschiedenis en heel vaak beschreven door de oude Grieken, maar ook in later tijden. Het is de gevaarlijkste kaap om te ronden, vanwege de gevreesde, altijd aanwezige, onvoorspelbare stromingen en de vaak hevige stormen. Op de zeebodem moeten hier honderden gezonken schepen liggen. Mythen en geschiedenis lopen hier door elkaar.


Om de andere kant, de oostkant van de Mani, te bereizen moet je weer terug over dezelfde weg als waarover je bij de kaap gekomen bent. Je komt dus weer bij de wegsplitsing.



Voordat je daar doorrijdt over de grote weg, kan je ook nog even over een geasfalteerd paadje naar beneden gaan en kom je in Porto Kagio terecht. Het is niet meer dan een vlekje aan een baaitje dat een veilige toevluchtshaven is voor zeilers die op de goede wind wachten om de kaap te ronden.


Aan de waterkant is een flink aantal restaurantjes te vinden. Sommige zien er zeer gezellig uit, maar de eigenaars daarvan gunnen elkaar het licht in de ogen niet. Gek genoeg maken ze het de eventuele klanten erg moeilijk om voor de een of voor de ander te kiezen.




Ik heb in Griekenland nog nooit zo'n vreemde, onaangename sfeer meegemaakt. We zullen Porto Kagio daardoor zeker niet snel vergeten!


<--Peloponnesos: Deel 18 Peloponnesos: Deel 20-->


© Ben de Graaf Bierbrauwer

Reacties naar benilse@quicknet.nl
https://bgbpix.nl