Een nostalgische toer over de Peloponnesos |
Deel 22 |
Het eerste wat je ziet als je uit
Gythion door de vlakte naar het oosten rijdt is die grote attractie
op het strand: de Dimitrios. Even verder kom je bij eindeloze sinaasappelbomenplantages.
Je rijdt er midden tussendoor en overal worden je netten vol sinaasappels
aangeboden voor een prikkie. Vroeger ook al, maar toen in drachmes
en nu in eurocenten! Er schijnt daar geen pluktijd te bestaan, want
we zijn er in verschillende seizoenen geweest en altijd was men aan
het oogsten. Het zijn ongelooflijk sappige vruchten én maandenlang
te bewaren. |
|
|
Ongemerkt rijd je zo tussen de sinaasappelbomen
door Gythion uit en het verkeersknooppunt Skala binnen. Dat plaatsje
is zeer langgerekt met een groot aantal kruisingen, met aan de rechterkant
van de weg veel bordjes met to the beach en pros paralia.
Nergens zie je een richtingbord naar een plaatsje of naar het eiland
Elafonnisos, dus rijd je maar door. Zo kom je plotseling ongewild
in een stadje terecht waar je als je naar Elafonnisos wil helemaal
niet wil wezen: Molai.
Wij hebben daar in 1982 met de auto vastgezeten omdat er gewoon geen
weg meer was. Er werd op dat moment een weg gemaakt door een grote
schuifmachine. Bergen zand moesten er worden verzet en dat duurde
uren. Uiteindelijk mochten we door het rulle zand verder rijden, maar
we kwamen vast te zitten. De wegenbouwers gingen gewoon door met zand
happen, want zij moesten die dag de weg klaar hebben. Pas tegen de
avond vonden ze de tijd om ons uit het zand te helpen. Wij konden
eindelijk onze weg vervolgen, maar … er was verder helemaal geen weg!
Molai hebben we daarna overigens nooit meer bezocht. |
|
|
|
|
Als je eenmaal op de juiste weg naar
Elafonnesos bent, zie je her en der witte kerkjes op fotogenieke plekken
staan. Sommige staan echt met hun witheid te pronken. |
|
|
Waarom wilden we eigenlijk zo graag
naar dat eiland? De eerste keer, in 1982, gingen we er alleen maar
uit nieuwsgierigheid naartoe. Alles wat ver weg en moeilijk bereikbaar
was trok ons aan! We zaten toen met ons tentje in een olijfgaard in
de buurt van Neapoli, een stadje vlak tegenover Elafonnisos. 's Avonds
gingen we eten in een restaurantje in die stad en daar hoorden we
van de ober dat er op het eiland mooie strandjes waren. Je kon er
dan wel niet met de auto naar toe, er was namelijk geen ferryboat,
maar er was altijd wel een visser die je voor een paar drachmes naar
het eiland wilde brengen.
We zijn toen in 1982 inderdaad met een vissersbootje naar het eiland
gegaan. Bij aankomst keken we onze ogen uit: het was op de kade een
drukte van belang. Er werd op dat moment vis aan wal gebracht en er
werd tussen de vissers en restauranthouders druk onderhandeld. Tegelijk
was een aantal vissers met hun vrouwen en kinderen bezig de netten
te herstellen voor de komende avond als er weer gevist moest worden. |
|
|
|
|
|
|
Toen we in een van de kafenions aan
de kade aan de metrious (koffie met een beetje suiker) zaten,
hoorden we pas dat die mooie strandjes aan de andere kant van het
eiland waren. We moesten ruim een uur over een zanderig paadje lopen
in de brandende zon. En dan moet je nog weer terug ook! Het mooie
strandje was al die zweetdruppeltjes wel waard. Een eindeloos wit,
breed zandstrand en een groenblauwe, transparante zee voor ons alleen.
Op het strand lag een oud, achtergelaten vrachtscheepje weg te roesten.
Een plek om langer te blijven en beslist ook vaker te komen. |
|
|
|
|
We zijn er inderdaad in 1985 weer naar
toe gegaan. Er was helemaal niets veranderd, alles was precies hetzelfde
gebleven; het strand was weer voor ons alleen en het schip lag er
nog hetzelfde bij. Voor ons was het de vele zweetdruppels weer helemaal
waard.
Tegenwoordig gaat er van het vasteland een moderne ferry naar het
eiland en niemand hoeft meer een uur over zandige paadjes naar de
stranden te ploeteren. Er lopen nu een paar asfaltwegen over het eiland.
Er is zelfs een regelmatige busdienst naar het strand. Op het strand
staan allemaal strandtentjes met verhuur van parasols, rieten zonneschermen
en ligstoelen. Er staan ook enkele snackbarretjes! Je kunt er zelfs
overnachten. De stranden hebben nu ook allemaal echte namen en worden
in de advertenties van reisbureaus aangeprezen met woorden als "exotisch",
"een Grieks paradijs!", "het witste zand en de blauwste
zee!". Toen we dat allemaal al gelezen hadden in de reisfolders,
hebben we in 2013 zelf de teloorgang van 'ons' Elafonnisos gezien.
|
|
|
We stonden in 2013 op de afvaartkade
voor de ferryboat en zagen de aantallen auto's en mensen die de overtocht
naar het "exotische paradijs met zijn witste stranden" wilden
maken. De ferry was vol en op de parkeerplaats voor de kade stonden
nog tientallen auto's te wachten om de overtocht te kunnen maken.
We waren toch al niet van plan de oversteek te maken, maar nu stond
ons besluit definitief vast: nooit meer naar Elafonnisos! Het enige
wat nog authentiek was bij de kade waren de vissers met hun wiebelende
kleurige bootjes. |
|
|
|
|
We besloten meteen het exotische paradijs
met zijn prachtige witte stranden links te laten liggen en door te
rijden naar Neapoli en kwamen direct in een ander Griekenland, 'ons'
Griekenland, terecht. Van de weeromstuit vergaten we bij de kade op
ontdekkingsreis te gaan. We waren eigenlijk van plan om ten zuiden
van de kade een kijkje te gaan nemen. We wisten dat er met weinig
moeite de resten van een stad uit de Oudheid te zien zouden kunnen
zijn. De resten lagen vlak onder het oppervlak van de zee en moesten
bij rustig weer goed te zien zijn. |
De herinneringen aan Neapoli hebben
een beetje vreemd karakter. Ze hebben namelijk helemaal niets met
Neapoli of Griekenland te maken. Nou ja, toch wel een beetje. |
|
We gingen eten in een restaurantje
langs de hoofdstraat. We hadden daar al eerder uitstekend gegeten.
We bestelden iets met vlees en kregen zoals gebruikelijk een flink
ouzootje vooraf. En toen begon het wachten. Bij gerechten met vlees
moet je altijd wat langer wachten dan gewoonlijk, maar na drie kwartier
dachten we toch dat het wel erg lang duurde voor er iets kwam. Wij
riepen de ober erbij en hij verontschuldigde zich en zei dat hij het
aan de keuken zou vragen. Een paar minuten later kwam hij weer bij
ons met een grote portie choriatiki en een goed glaasje ouzo én de
wijn die we hadden besteld. En toen begon het wachten opnieuw. Na
weer een halfuur kwam de kok naar ons toe met zijn hand in een groot
verband: hij had zich in zijn hand gesneden en had zich moeten laten
behandelen in het ziekenhuis! Duizend maal excuus, maar alles komt
goed, no panic! En tegen de ober: geef ze nog maar een goed glas ouzo,
dan ga ik het eten klaarmaken. Ondertussen was het al een uur of elf
en moesten we weer 'even' wachten. De wijn was op, maar de ouzo nog
niet. Vooruit, dan maar even over op de ouzo: isygía (proost!). Ongeveer
om half twaalf bracht de kok zélf het bestelde. De ober was al lang
naar huis, want er was buiten ons niemand anders om te bedienen. Enfin,
de vele lamskarbonaatjes waren buitenaards lekker. We bedankten de
kok uitvoerig. We mochten nog niet weg en kregen nog een paar ouzootjes
te verstouwen. Halverwege het zoveelste glaasje ging de kok eventjes
weg en wij gooiden de restjes, zeg maar resten, ouzo in hemelsnaam
maar in de fraaie bloembakken die achter ons stonden. Onze glaasjes
waren leeg en toen pas mochten we weg. Het was kwart over een of zo!
De volgende avond toen we er weer gingen eten, zagen we tot onze schrik
dat er van al die fraaie planten in de bloembak weinig over was. De
planten hadden net zoals wij 'genoten' van de drank, maar het was
ook net als bij ons gewoon te veel geweest! Zij lieten de kopjes hangen
en wij hadden nog steeds een aardige hoofdpijn en een wazige blik. |
|